This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Wie geht es euch?
Kapitel 3, Lektion 2.
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Ziele:
Wiederholen Grammatik aus Lektion 1
Kapitel 3, Lektion 2: Lesen: Ik kan teksten op een website begrijpen.
Lesen: Ik kan een songtekst lezen.
Aussprache: Ik kan de s-klanken uitspreken.
Grammatik: Ik kan de wederkerende werkwoorden gebruiken (S.126).
Slide 4 - Slide
Welke voorzetsels horen er bij de derde naamval?
Slide 5 - Open question
Welke voorzetsels horen er bij de vierde naamval?
Slide 6 - Open question
Wederkerende werkwoorden Duits
Slide 7 - Slide
Wederkerende werkwoorden (Seite 126)
Wat is een wederkerend werkwoord?
Voorbeelden in het Nederlands?
Slide 8 - Slide
Een wederkerend werkwoord
heeft een wederkerend voornaamwoord, zoals ‚zich‘ in het Nederlands.
Voorbeelden: zich vergissen > ik vergis me
zich verheugen > hij verheugt zich
Slide 9 - Slide
Wederkerende werkwoorden
'zich' wordt in het Duits: sich en past zich aan de persoon aan
sich freuen > er freut sich
Slide 10 - Slide
Wederkerende werkwoorden
Om de wederkerende werkwoorden te kunnen gebruiken, moet je een werkwoord kunnen vervoegen.
Hoe ging dat ook alweer?
Slide 11 - Slide
Een werkwoord in de o.t.t. vervoegen
Een werkwoord vervoegen:
stam + (fe) E – ST – T – EN – T – EN stam= hele werkwoord (= infinitief) minus -en/-n
Slide 12 - Slide
Een werkwoord in de o.t.t. vervoegen
Voorbeeld: kaufen (= kopen)
Ich kauf e wir kauf en du kauf st ihr kauf t er/sie/es kauf t sie/Sie kauf en
Slide 13 - Slide
Wederkerend werkwoord 'sich beeilen" (= haasten)
ich beeil emich ik haast me du beeil stdich jij haast je er/sie/es beeil t sich hij/zij/het haast zich wir beeil enuns wij haasten ons ihr beeil t euch jullie haasten je sie/Sie beeil ensich zij haasten zich/ u haast zich
Slide 14 - Slide
Probiere es nun selbst aus ...
Slide 15 - Slide
Vervoeg: 'sich freuen' (= zich verheugen) in de 'ich'-vorm
Slide 16 - Open question
Vervoeg 'sich leisten' (= zich veroorloven) in de 'er'-vorm
Slide 17 - Open question
Vervoeg 'sich wehren' (= zich weren) in de 'ihr'-vorm
Slide 18 - Open question
Vervoeg 'sich benehmen'(= zich gedragen) in de 'wir'-vorm
Slide 19 - Open question
Vervoeg 'sich gewöhnen' (= wennen) in de 'Sie'-vorm
Slide 20 - Open question
Wederkerend werkwoord + lijdend vw.
Ich ziehe mich an (= ik kleed mij aan) Maar je kunt ook aangeven wat je aantrekt: Ich ziehe mirdas Kleid an
mir = wederkerende deel van het werkwoord (3e naamval) das Kleid = lijdend voorwerp > 4e naamval In zo‘n geval veranderen alleen de vorm bij: ich > mir du > dir
Slide 21 - Slide
Beispiel 3. oder 4. Fall
Ich wasche mich Ich wasche mirdie Hände
Ich wasche dich Ich wasche dir die Hände
Slide 22 - Slide
Gibt es Fragen?
- Kijk voor het huiswerk op Magister.
- Ik krijg via Teams uiterlijk vrijdag foto's van je huiswerk in je boek.
- Leer Grammatik A, B und C en Wörter von Lektion 1 und 2
- Stuur me een bericht op Teams of mail via Magister als je vragen hebt.
Slide 23 - Slide
Feedback! Beantwoord deze vragen per nummer, dus: '1. ik vind,.....' 1. Wat zou je volgende week anders willen t.o.v. deze week? 3. Bekijk de grammatica van Lektion 1 en 2 in het boek. Wat wil jij de volgende les graag oefenen of herhalen?