b Je stelt de woordsoort vast door je te vervangen door hij, hem, zijn of zich. Als je het woord kunt vervangen
• door hij of hem, dan is het een persoonlijk voornaamwoord;
• door zijn, dan is het een bezittelijk voornaamwoord;
• door zich, dan is het een wederkerend voornaamwoord.
Ben je (1) je (2) je (3) problemen wel bewust?
Is hij (1) zich (2) zijn (3) problemen wel bewust?
Dus: je (1) is persoonlijk, je (2) is wederkerend en je (3) is bezittelijk voornaamwoord.