3hv woordsoorten vervolg h3

3 hvt woordsoorten
  1. HW nakijken (opdr. 1 blz. 100)
  2. Samen oefenen en uitleg wederkerig en wederkerend vnw.
  3. Bespreken recensie opdracht + leesboek
  4. Nieuwe opdrachten H3
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

3 hvt woordsoorten
  1. HW nakijken (opdr. 1 blz. 100)
  2. Samen oefenen en uitleg wederkerig en wederkerend vnw.
  3. Bespreken recensie opdracht + leesboek
  4. Nieuwe opdrachten H3

Slide 1 - Slide

het woordje 'wat' opdr. 1
1 Wat de boer niet kent, dat eet hij niet.


2 Heb jij nog wat kleingeld in je portemonnee voor de parkeermeter?
3 Mevrouw, heeft u wat over voor Jantje Beton?


Slide 2 - Slide

het woordje 'wat' opdr. 1
1 Wat de boer niet kent, dat eet hij niet. (datgene wat)
betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent
2 Heb jij nog wat kleingeld in je portemonnee voor de parkeermeter?
3 Mevrouw, heeft u wat over voor Jantje Beton?


Slide 3 - Slide

het woordje 'wat' opdr. 1
1 Wat de boer niet kent, dat eet hij niet. 
betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent
2 Heb jij nog wat kleingeld in je portemonnee voor de parkeermeter? onbepaald hoofdtelwoord (een beetje > geld)
3 Mevrouw, heeft u wat over voor Jantje Beton? 


Slide 4 - Slide

het woordje 'wat' opdr. 1
1 Wat de boer niet kent, dat eet hij niet. 
betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent
2 Heb jij nog wat kleingeld in je portemonnee voor de parkeermeter? onbepaald hoofdtelwoord 
3 Mevrouw, heeft u wat over voor Jantje Beton? (iets)
onbepaald voornaamwoord 


Slide 5 - Slide

het woordje 'wat' opdr. 1
4 De regering zal wel weten wat de beste oplossing is voor het milieuprobleem. 
5 Hebben jullie nog wat leuks gedaan in de vakantie?

6 Iets wat je niet begrijpt, moet je in de les aan je docent vragen.



Slide 6 - Slide

het woordje 'wat' opdr. 1
4 De regering zal wel weten wat de beste oplossing is voor het milieuprobleem. vragend voornaamwoord (wat is de beste opl?)
5 Hebben jullie nog wat  leuks gedaan in de vakantie?

6 Iets wat je niet begrijpt, moet je in de les aan je docent vragen.



Slide 7 - Slide

het woordje 'wat' opdr. 1
4 De regering zal wel weten wat de beste oplossing is voor het milieuprobleem. vragend voornaamwoord 
5 Hebben jullie nog wat  leuks gedaan in de vakantie?

onbepaald voornaamwoord (iets)
6 Iets wat  je niet begrijpt, moet je in de les aan je docent vragen.



Slide 8 - Slide

het woordje 'wat' opdr. 1
4 De regering zal wel weten wat de beste oplossing is voor het milieuprobleem. vragend voornaamwoord 
5 Hebben jullie nog wat  leuks gedaan in de vakantie?

onbepaald voornaamwoord
6 Iets wat je niet begrijpt, moet je in de les aan je docent vragen. betrekkelijk voornaamwoord (wat > iets (antecedent)



Slide 9 - Slide

Welke woordsoort is 'alles'
         
                                                                        >>>

Slide 10 - Slide

Onbepaald voornaamwoord
Duidt een persoons of zaak aan, maar zegt 
niet precies wie of wat.


iemand, niemand, iedereen, men, je, menigeen, het, iets, zoiets, niets, alles, etc.

Slide 11 - Slide

Drie lastige gevallen
  1. je = onbep.vnw als het men betekent
  2. wat = onbep.vnw als het iets betekent
  3.  het  = onbep.vnw als het tijd, sfeer of weer aangeeft.

Slide 12 - Slide

Drie lastige gevallen
  1. je = onbep.vnw als het men betekent
  2. wat = onbep.vnw als het iets betekent
  3.  het  = onbep.vnw als het tijd, sfeer of weer aangeeft.
Bedenk een zin met dit woord als onbep. vnw.:
Rij 1: je
Rij 2: wat
Rij 3: het

Slide 13 - Slide

Drie lastige gevallen
  1. je = onbep.vnw als het men betekent
  2. wat = onbep.vnw als het iets betekent
  3.  het  = onbep.vnw als het tijd, sfeer of weer aangeeft.
1. Dit kruispunt is gevaarlijk, je moet hier goed uitkijken!
2. Ik heb wat meegenomen voor bij de koffie.
3. Het wordt al laat. Ik ga naar huis. Volgens de app gaat het zo regenen.

Slide 14 - Slide

samen oefenen
Hij vraagt al drie keer wie alle koekjes op heeft gegeten.

(Overzicht in de brug blz. 268-271)

Slide 15 - Slide

Oefenen
Hij vraagt al drie keer wie alle koekje op heeft gegeten.

  • Hij: p. vnw.
  • drie: bep. hoofdtelw.
  • wie: vr. vnw.
  • alle: onb. htw.

Slide 16 - Slide

Wederkerig voornaamwoord en wederkerend voornaamwoord
Wederkerig voornaamwoord:
Daarvan hebben we er maar één: 'elkaar' (of elkander/ mekaar)

Wederkerend voornaamwoord:
Als een werkwoord terug verwijst naar het onderwerp:
Ik vergis me, hij realiseert zich, jullie scheren je. etc

Slide 17 - Slide

Boekopdracht recensie 
Wat is eigenlijk een recensie?




Slide 18 - Slide

Boekopdracht recensie 
Een schoolkrant met een boekenbijlage, waarin jeugdboeken worden gerecenseerd.
  • 350-500 woorden
  • Duidelijk maken over welk boek je recensie gaat
  • Vertel kort het plot, zonder afloop (geen spoilers!)
  • Een duidelijk oordeel (het 'standpunt')
  • Je gebruikt de structuur uit het bouwplan en levert je bouwplan ook in
  • Het middenstuk heeft minstens drie argumenten die het standpunt ondersteunen
  • Je kent het boek een aantal sterren toe (van de vijf)
  • Je voegt bij de recensie een afbeelding van het boek
  • Je recensie is vormgegeven als een krantenartikel
  • Je recensie is – uiteraard – in foutloos en goedlopend Nederlands geschreven.


Slide 19 - Slide

En verder...
  • De inleverdatum volgt nog.
  • De opdracht staat in teams, met een boekenlijst. Dit zijn tips, eigen keus mag ook.
  • Leg je keuze voor aan de docent.
  • Er komt minstens één les om te werken aan je tekst.

Slide 20 - Slide

Oefenen
H3 Grammatica woordsoorten blz. 100, 101
Maak opdr. 2 en opdr. 5. 
- Recensieopdracht en boekenlijst al doorgelezen? Zo niet> kijk in teams. 
- Al een boek gekozen? Hoe en waar ga je zoeken?
Geef uiterlijk morgen je boektitel op in het bestandje in teams!


Slide 21 - Slide

Boekentip 
Quotum
Anna Woltz


Avontuur
Dystopie 
Politiek / complottheorieën 
 


Slide 22 - Slide

Boekentip 
Honderd uur nacht
 Anna Woltz

Van huis weglopen
New York
Smetvrees
Cyber

Slide 23 - Slide