Bijspijkeren taaltoets

Herhaling en inoefening
samenstelling, afleiding, vervoeging, verbuiging
bijwoordelijke bepaling
bijvoegelijk naamwoord of bijwoord
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Herhaling en inoefening
samenstelling, afleiding, vervoeging, verbuiging
bijwoordelijke bepaling
bijvoegelijk naamwoord of bijwoord

Slide 1 - Slide

Wat is een samenstelling?
Van een zelfstandig naamwoord kun je een samenstelling maken. 
Bijvoorbeeld: tafel + poot = tafelpoot

Slide 2 - Slide

Wat is geen samenstelling?
A
stoep
B
zandweg
C
verkeerslicht
D
zijstraat

Slide 3 - Quiz

Wat is een afleiding?
Een afleiding is een woord dat is ontstaan uit een ander woord. Aan een grondwoord kunnen dan taalelementen toegevoegd worden die niet als losse woorden zelf kunnen voorkomen. Die taalelementen zijn voor- of achtervoegsels. Een afleiding voegt betekenis toe of verandert de woordsoort.

Slide 4 - Slide

Voorbeelden afleidingen
onschuldig
bloempje
wandaad
eenzaam

Slide 5 - Slide

Maak een afleiding van het woord 'zin'

Slide 6 - Mind map

Wat is een vervoeging?
Een werkwoord dat van tijd/vorm verandert noem je een vervoeging. 

Vervoegingen van zijn: 
ben, bent, is, zijn, was, waren, geweest, wees

Slide 7 - Slide

Wat is een vervoeging van 'lachen'?

Slide 8 - Open question

Wat is een verbuiging?
Een verbuiging voegt geen betekenis toe en zie je vooral bij bijvoeglijke naamwoorden die zich aanpassen aan het
getal (enkelvoud/meervoud) van zelfstandige naamwoorden. 


Je moet van goeden huize komen om haar te verslaan.

Slide 9 - Slide

voorbeelden
een mooi huis - mooie huizen
geslacht (onzijdig het of mannelijk/vrouwelijk de) van zelfstandige naamwoorden. 
een mooi paard - een mooie koe

Slide 10 - Slide

Geef een voorbeeld van een verbuiging.

Slide 11 - Open question

Wat is een bijwoordelijke bepaling?
Een bijwoordelijke bepaling speelt niet echt een ”rol” in de zin, maar verzorgt belangrijke verhaalelementen.
Gisteren in de auto zijn we vanwege de hitte 20 keer gestopt.
Wanneer? Gisteren bwb van tijd
Waar? in de auto bwb van plaats
Waarom? vanwege de hitte bwb van reden
Hoe vaak? 20 keer bwb van frequentie


Slide 12 - Slide

Hoe vind je een bijwoordelijke bepaling?
Stel een andere vraag dan:
(aan/voor) Wie… ? of (aan/voor) Wat… ?
(want die vragen geven als antwoord een onderwerp of voorwerp)
 
Bijvoorbeeld: wanneer, waar, waarheen, hoe, hoe vaak, hoeveel, waardoor.

Slide 13 - Slide

Wat is de bwb?
Ondank het weer, wil ik buiten spelen.
A
buiten spelen
B
ik
C
Ondanks het weer
D
wil

Slide 14 - Quiz

bijvoeglijk naamwoord of bijwoord
Een bijvoeglijk naamwoord geeft een eigenschap van een zelfstandig naamwoord: mooi en rood zijn bijvoorbeeld vaak bijvoeglijk gebruikt. MAAR als zo’n woord iets zegt van een andere woordsoort, dan noemen we het een bijwoord:
Hij speelt mooi piano. Mooi zegt iets over het ww spelen en niet over een piano, mooi is dus bijwoord.
Ik heb een mooi rode auto. (Hij is verder niet om aan te zien, maar die kleur rood is fantastisch). Mooi is bijwoord bij het bn rode.
Ik heb een mooie rode auto. Mooie zegt nu wél iets over het zn auto en is dus bijvoeglijk naamwoord.

Slide 15 - Slide

Bn of bw?
Dat meisje danst mooi!
mooi =
A
bn want het zegt iets over meisje
B
bw want het zegt iets over meisje
C
bn want het zegt iets over danst
D
bw want het zegt iets over danst

Slide 16 - Quiz

Welke onderdelen hebben herhaling nodig?


Kijk op Bruuttaal.nl en zoek de onderwerpen op die herhaling nodig hebben.

Slide 17 - Slide