Sommige werkwoorden in een zin worden gesplitst.
Je noemt ze splitsbare werkwoorden.
Vanmiddag ga ik mijn oma opbellen. – Ik bel haar wel vaker op.
Jullie moeten straks afwassen. – Straks was ik af.
Beide delen horen bij het werkwoordelijk gezegde:
Ik | bel | haar wel vaker op.
bel op = wg
Straks was ik af.
was af = wg