Toets nabespreken Periode 2

Een cerebrovasculair accident (CVA) is een ..... in de hersenen
A
Ontsteking
B
Auto-immuunproces
C
Onderbreking van de doorbloeding
D
Ophoping van hersenvocht
1 / 38
next
Slide 1: Quiz
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 4

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Een cerebrovasculair accident (CVA) is een ..... in de hersenen
A
Ontsteking
B
Auto-immuunproces
C
Onderbreking van de doorbloeding
D
Ophoping van hersenvocht

Slide 1 - Quiz

Wanneer een CVA het gevolg is van een afsluiting van een bloedvat spreekt men van een ..... CVA
A
Ischemisch
B
Hemorragisch
C
Inflammatoir
D
Degeneratief

Slide 2 - Quiz

Welk symptoom past het beste bij de acute fase van een CVA?
A
Een tongbeet
B
Lichtschuwheid
C
Pijn in de onderkaak
D
Verlamming van gezichtsspieren

Slide 3 - Quiz

Wat is een risicofactor voor een CVA?
A
Diabetes
B
Hoge bloeddruk
C
Beide bovenstaande
D
Geen van bovenstaande

Slide 4 - Quiz

Voor de behandeling van een beroerte is het belangrijk om onderscheid te maken tussen een hersenbloeding en een herseninfarct.
Dit onderscheid wordt gemaakt met een ..
A
EEG
B
CT-scan
C
Onderzoek van de hersenfuncties
D
ECG

Slide 5 - Quiz

Een herseninfarct wordt in de acute fase doorgaans behandeld met ....
A
Hemostatica
B
Betablokkers
C
Adrenaline
D
Trombolytica

Slide 6 - Quiz

Wat is een transient ischemic attack (TIA)?
A
Een gegeneraliseerde epileptische aanval
B
Een acute zwelling van de hersenen door ophoping van vocht
C
Een kortdurende afsluiting van een bloedvat in de hersenen
D
Een auto-immuunreactie tegen bloedvaten in de hersenen

Slide 7 - Quiz

De verschijnselen van een TIA zijn reversibel en meestal minder ernstig dan die van een beroerte. Bij een TIA zijn de verschijnselen ..... verdwenen.
A
Na ongeveer een jaar
B
Na ongeveer een maand
C
Na ongeveer een week
D
Binnen 24 uur

Slide 8 - Quiz

Cornea is een ander woord voor
A
gele vlek
B
hoornvlies
C
netvlies
D
regenboogvlies

Slide 9 - Quiz

Netvlies is een ander woord voor:
A
cornea
B
iris
C
macula
D
retina

Slide 10 - Quiz

Welke bewering is juist.
I. Iemand met myopie ziet voorwerpen op afstand scherp
II. Myopie kan worden gecorrigeerd door een bolle lens
A
Alleen I is juist
B
Alleen II is juist
C
I en II zijn beide juist
D
I en II zijn beide onjuist

Slide 11 - Quiz

Welke bewering is juist.
I. Presbyopie wordt vaak opgemerkt doordat men de krant niet meer kan lezen
II. Vanaf ongeveer 25 jaar gaat de elasticiteit van de lens achteruit waardoor presbyopie ontstaat
A
Alleen I is juist
B
Alleen II is juist
C
Beide zijn juist
D
Beide zijn onjuist

Slide 12 - Quiz

Wat is juist met betrekking tot maculadegeneratie?
A
Alleen droge maculadegeneratie is te genezen
B
Bij maculadegeneratie treedt vermindering of verlies van het perifere gezichtsveld op
C
Maculadegeneratie is een aandoening die dubbelzijdig is
D
Maculadegeneratie wordt veroorzaakt door een toegenoemen doorbloeding van de gele vlek

Slide 13 - Quiz

Bij diabetes mellitus type 2 ontstaat vaak retinopathie.
De retinopathie … de diagnose diabetes mellitus is gesteld
A
Bestaat meestal al voordat
B
Ontstaat meestal een jaar nadat
C
Ontstaat meestal na ongeveer 5 jaar nadat
D
Ontstaat meestal na ongeveer 15 jaar nadat

Slide 14 - Quiz

Welke groep patienten met diabetse mellitus heeft een verhoogde kans op het ontstaan of verergering van de diabetische retinopathie?
A
Kaukasische mannen
B
Patienten met hypotensie
C
Patienten met pas gediagnostiseerde diabetes mellitus
D
Vrouwen die zwanger zijn

Slide 15 - Quiz

Welke bewering is juist
I. Bij glaucoom is de oogdruk verlaagd
II. Onbehandeld kan glaucoom uiteindelijk leiden tot ernstige gezichtsveldbeperkingen of volledige blindheid
A
Alleen I is juist
B
Alleen II is juist
C
Beide zijn juist
D
Beide zijn onjuist

Slide 16 - Quiz

Een van de symptomen van cataract (staar) is het last hebben van
A
Nachtblindheid
B
Tegenlicht
C
Wazig zien
D
Alle alternatieven zijn juist

Slide 17 - Quiz

Een hordeolum (strontje)
A
Gaat meestal vanzelf over
B
Is een pijnloos rood knobbeltje op het ooglid
C
Moet altijd worden geïncideerd en gedraineerd
D
Wordt behandeld door de oogarts

Slide 18 - Quiz

De belangrijkste symptomen van conjunctivitis zijn
A
Een pijnloos rood knobbeltje op het ooglid
B
Nachtblindheid
C
Rode, gezwollen ogen
D
Wazig zien

Slide 19 - Quiz

Cerumen is het Latijnse woord voor
A
aambeeld
B
hamer
C
oorsmeer
D
stijgbeugel

Slide 20 - Quiz

Het binnenoor (auris interna) bestaat uit de drie canales semicircularis (halfcirkelvormige kanalen), de cochlea (slakkenhuis) en het vestibulum (voorhof).
De halfcirkelvormige kanalen registreren
A
Draaibewegingen
B
Knikbewegingen
C
Horizontale bewegingen
D
Verticale bewegingen

Slide 21 - Quiz

Welke bewering is juist
I. Bij een otitis externa is de gehoorgang ontstoken
II. Otitis externa kan worden behandeld met zure oordruppels met hydrocortison of antibiotica
A
Alleen I is juist
B
Alleen II is juist
C
Beide zijn juist
D
Beide zijn onjuist

Slide 22 - Quiz

Welk symptoom hoort NIET bij de ziekte van Ménière?
A
Draaiduizeligheid
B
Gehoorverlies
C
Oorpijn
D
Tinnitus (oorsuizen)

Slide 23 - Quiz

De behandeling van de ziekte van Ménière bestaat vooral uit
A
Antibiotica
B
Gedragstherapie
C
Chirurgie
D
Leefstijladviezen

Slide 24 - Quiz

Otitis media acuta (OMA, middenoorontsteking):
A
Otitis media acuta (OMA, middenoorontsteking):
B
Komt voornamelijk voor bij adolescenten
C
Leidt tot draaiduizeligheid
D
Wordt behandeld met antibiotica

Slide 25 - Quiz

Welk van onderstaande is een diagnostisch instrument in de psychiatrie?
A
LHV
B
DSM-5
C
DCI-6
D
FML

Slide 26 - Quiz

Lichaamsbeweging voorkomt psychische stoornissen.
Dit komt doordat lichaamsbeweging zorgt voor.....
A
Een hogere zelfwaardering
B
De afgifte van acetylcholine
C
Beide bovenstaande
D
Beide bovenstaande

Slide 27 - Quiz

Welk van de onderstaande is een alarmsignaal voor een psychische stoornis?
A
Aankomen in gewicht
B
Motiviatieverlies
C
Snelle hartslag

Slide 28 - Quiz

Welk van onderstaande is een oorzaak van een verstoorde ontwikkeling van de hersenen bij een foetus?
A
Alcoholgebruik door de moeder
B
Drugsgebruik door de moeder
C
Infectie
D
Alle bovenstaande

Slide 29 - Quiz

Waar begint de diagnostiek van psychische stoornissen mee?
A
Lichamelijk onderzoek
B
Anamnese
C
Aanvullend onderzoek

Slide 30 - Quiz

Medicijnen ........ een pyschische stoornis.
A
helpen niet
B
verminderen symptomen van
C
genezen

Slide 31 - Quiz

Een bepaalde psychische stoornis kan worden omschreven als een lage intelligentie in combinatie met beperkingen van het aanpassingsgedrag. Welke stoornis is dit?
A
Autismespectrumstoornis
B
Middelenmisbruik
C
Verstandelijke beperking
D
Bipolaire stoornis

Slide 32 - Quiz

Wat is een kenmerkend symptoom van een ernstige depressie?
A
Voortdurende angst
B
Agressief gedrag
C
Het hebben van huilbuien
D
Regelmatig denken aan de dood

Slide 33 - Quiz

Tim is een jongen van 18 jaar die door zijn vrienden en docenten beschreven wordt als een introvert persoon. Uit zichzelf praat hij weinig. Zijn vriendin vraagt zich regelmatig af of Tim nog wel iets voor haar voelt, omdat hij vaak koel en afstandelijk overkomt.
A
De schizoïde persoonlijkheid
B
De ontwijkende persoonlijkheid
C
De narcistische persoonlijkheid

Slide 34 - Quiz

Het hebben van eetbuien die gevolgd worden door braken, past het beste bij.....
A
Anorexia nervosa
B
Boulimia nervosa

Slide 35 - Quiz

Boulimia nervosa verschilt van anorexia nervosa doordat de patiënt bij boulimia nervosa ....
A
Onbeheersbare eetbuiten heeft
B
Doorgaans van middelbare leeftijd is
C
Beide bovenstaande
D
Geen van bovenstaande

Slide 36 - Quiz

Een bipolaire stoornis wordt gekenmerkt door ......
A
Veelvuldig liegen en bedriegen
B
Sterke stemmingswisselingen
C
Een zeer diepe depressie
D
Ongegronde hevige angsten

Slide 37 - Quiz

Een bipolaire stoornis begint vaak op een leeftijd tussen....
A
15-24 jaar
B
29-35 jaar
C
40-50 jaar
D
55-65 jaar

Slide 38 - Quiz