Quiz VIB GGZ GHZ week 1 - 5

Quiz VIB GGZ GHZ week 1 - 5
1 / 33
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Quiz VIB GGZ GHZ week 1 - 5

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

...
30 vragen
30 minuten
1 vraag /1 punt

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Ruggenmerg
Hersenstam
Hersenen
Grote hersenen
Kleine hersenen
perifere zenuwstelsel

Slide 3 - Drag question

This item has no instructions

Deel van de hersenen dat gaat over bewuste waarneming en beweging, onthouden en nadenken.
Bestaan uit grote en kleine hersenen en de hersenstam.
Deel van de hersenen dat bewegingen coördineert.
Deel van de hersenen dat de grote en kleine hersenen met het ruggenmerg verbindt.
Grote hersenen
Hersenen
Kleine hersenen
Hersenstam

Slide 4 - Drag question

This item has no instructions

Psychofarmaca grijpen voornamelijk in op de werking van
A
hormonen
B
enzymen
C
het immuunsysteem
D
neurotransmitters

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de letterlijke betekenis van 'boulimia'?
A
bolvormig lichaam
B
trek in vreemde zaken
C
honger als een rund
D
niets etend

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Jingle bell, jingle bell, jingle bell 
Last Christmas I gave you my
I'm driving home for
Santa Claus is
Rudolph the
Red-Nosed Reindeer
coming to town
Christmas
Rock
Heart

Slide 7 - Drag question

Maak de zin af...
De letters SOLK staan voor
A
Sterk Overdreven Lijkende Klachten
B
Schizofrenie van Ouders die Leven met Kinderen
C
Somatisch Onderontwikkelde en Lijdende Kinderen
D
Somatisch Onvoldoende verklaarde Lichamelijke Klachten

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een vaak voorkomende bijwerking van anti-psychotica?
A
extra alert zijn
B
sufheid
C
buikpijn
D
meer plassen

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Mw L gebruikt lithium. Het is warm, weer, Mw transpireert veel en is trillerig. Wat adviseer je?
A
Minder drinken, want lithiumspiegel is te laag
B
Meer drinken en zout nemen, zoals bouillon

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Dhr S lijdt aan schizofrenie.
Wat is een negatief symptoom?
A
apathie
B
apraxie
C
hallucinatie
D
waan

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

In de DSM-5 staan verschillende categorieën psychische stoornissen beschreven. Verbind de categorie met de juiste stoornis.
Angststoornissen
Voedings- en eetstoornissen
Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen
Sociale-angsstoornis
Paniekstoornis
Boulimia nervosa
Autismespectrumstoornis
Specifieke fobie
Anorexia nervosa

Slide 12 - Drag question

Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen betreffen tijdelijke of chronische aandoeningen die gewoonlijk ontstaan in de kindertijd of adolescentie.Ontwikkelingsstoornissen kunnen erfelijk zijn, ontstaan door lichamelijke ziekten, trauma’s of opvoedings- en gezinsproblemen. Aandoeningen in deze categorie belemmeren de normale ontwikkeling van het kind of de adolescent tot volwassene. De inhoud, ernst en duur van de aandoening bepalen de keuze voor een passende behandelvorm
Mensen kijken graag Kerstfilms. Welke kerstfilm is het populairst? 
Zet de films in de juiste volgorde.
timer
0:30
1
2
3
4
5
Love Actually
A Christmas Carol (Scrooge)
The Nightmare before Christmas
Home Alone
The Grinch

Slide 13 - Drag question

This item has no instructions

Versier de boom zo snel mogelijk!!!
neglect
agnosie
apraxie
hemianopsie
dysartie
parese
lichaamshelft wordt genegeerd
moeite met handelingen
uitval deel gezichtsveld
gedeeltelijk verlies spierkracht
moeite met articuleren
moeite met herkenning voorwerpen

Slide 14 - Drag question

This item has no instructions

Wat betekent 'forensisch'?
A
het foramen betreffend
B
reizend tussen 2 steden
C
gerechtelijk
D
financiën betreffend

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

forensische psychiatrie is gericht op zorgvragers die
A
een ernstig verstandelijke beperking hebben
B
een psychische stoornis hebben en een strafbaar feit hebben gepleegd
C
een aantoonbare afwijking hebben in de frontaalkwab
D
behandeld worden door 2 klinieken tegelijk

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Intoxicatie =
A
geheugenverlies
B
bloedarmoede
C
vitaminegebrek
D
vergiftiging

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Sleep naar de juiste categorie
Juist
Onjuist
Een CVA is een beroerte
TIA is een CVA MET blijvende gevolgen
CVA is altijd een hersenbloeding
CVA is lokaal letsel (ipv diffuus)
Een hoog cholesterol-gehalte is een risico-factor voor CVA

Slide 18 - Drag question

This item has no instructions

Zet de woorden in het juiste vakken
Grote hersenen
(Cerebrum)
Hersenstam
(Truncus cerebrii)


Kleine hersenen
(Cerebellum) 
Ruggenmerg
(Medulla spinalis)

Slide 19 - Drag question

This item has no instructions

Wat is een mogelijke oorzaak voor NAH?
A
een afwijking in het aantal chromosomen
B
een infectie tijdens de de zwangerschap
C
stofwisselingsstoornis van de moeder
D
een verkeersongeval

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Noem een positief symptoom bij schizofrenie
A
iemand is erg opgewekt
B
iemand heeft een enorm energie-tekort
C
iemand heeft hallucinaties
D
iemand beweegt zich vertraagd

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Wat hoort bij elkaar ?
Spanje
Italië
Duitsland
Finland
Feliz Navidad
Buon Natale
Frohe Weihnachten
Hyvää joulua

Slide 22 - Drag question

This item has no instructions

Wat zijn extrapiramidale verschijnselen?
A
verstoring van het gevoelsleven
B
verstoring van de motoriek
C
geen zin meer in sex hebben
D
toegenomen speekselvloed

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Welke groep psychofarmaca heeft welke werking?
anxiolytica
antipsychotica

sedativa
medicatie die een psychose (wanen en hallucinaties) tegengaan
bewustzijnsverlagende middelen die daardoor kalmerend werken
medicatie die wordt gebruikt om aanhoudende of hevige angst-gevoelens te onderdrukken

Slide 24 - Drag question

This item has no instructions

Wat wordt bedoeld met depot-medicatie?
A
middelen die uit een depot verstrekt worden
B
medicatie die volledig wordt vergoed
C
medicijnen in tabletvorm die in een pot worden meegegeven
D
medicijn dat langdurig werkt bv door vertraagde opname na injectie

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Oorzaken
Biologische factor
Psychische factoren 
Als iemand in je familie het heeft, dan is het risico dat een ander familielid de stoornis ook krijgt 10 tot 50 keer groter dan normaal. 
Bij veel stressvolle gebeurtenissen en ingrijpende situaties wordt de ziekte in gang gebracht. 
Bij stress en persoonlijke probleem die je te lang bij je houdt kan je de ziekte uitlokken. 

Slide 26 - Drag question

This item has no instructions

Stoornis
Temperament
Karakter
Persoonlijkheid
DSM 5
Persoonlijkheids-
stoornissen
Afwijking in lichaam, geest of in het functioneren hiervan
Aangeboren
Handboek voor psychische stoornissen
Aangeleerd, gevormd door oa opvoeding
Cluster A, B en C
Aangeboren en aangeleerd

Slide 27 - Drag question

This item has no instructions

Wat zijn de symptomen van CVA?
A
Koorts, hoesten en kortademigheid
B
Scheve mond, verwarde spraak en verlammingsverschijnselen
C
Pijn op de borst, zweten en hartkloppingen
D
Hoofdpijn, misselijkheid en duizeligheid

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

biologische factor
sociaal-psychische factor
kwetsbare persoonlijkheid
laag sociaal economische status
vervuild milieu (bv landbouwgif)
invaliditeit en ziekte
erfelijkheid

Slide 29 - Drag question

This item has no instructions

Gaat over iemands bezit, bijv huis en inkomsten. Cliënt mag niet zelfstandig iets verkopen en krijgt geld om te gebruiken en blijft handelingsbekwaam, mag contracten tekenen. 
Neemt met en voor cliënt beslissen over persoonlijke zaken als verzorging en verpleging. Cliënt blijft handelingsbekwaam en mag financiën beheren. 
Cliënt is handelingsonbekwaam, kan bij verslaving en ernstige psychische/verstandelijke problemen. Cliënt ontvangt zakgeld en mag geen financiële handeling doen zonder toestemming van de curator. 
Mentorschap
Bewindvoering 
Curatele

Slide 30 - Drag question

This item has no instructions

Licht verstandelijke beperking
Matig verstandelijke beperking
Ernstig verstandelijke beperking
Ernstig meervoudige beperking
IQ 50 -70
ontwikkelings leeftijd tussen de 4 en 7 jaar
IQ 20 - 35
ernstige lichamelijke en verstandelijke beperking

Slide 31 - Drag question

Welk kenmerk hoort bij welke mate van VB?
• Het IQ bij matige ernstige VB ligt tussen 35 en 50
• Het IQ bij ernstige VB ligt tussen 20 en 35
• Het IQ bij zeer ernstige VB is lager dan 20
• Ter vergelijk: bij lichte VB ligt het IQ tussen 50 en 70
Mensen met een ernstige verstandelijke beperking hebben soms ook nog bijkomende problemen. Onderstaande problemen komen dan het meest voor.
• Motorische stoornissen (bijvoorbeeld spasticiteit).
• Epilepsie.
• Autisme.
• Probleemgedrag (door bijkomende psychische stoornis, maar komt ook voor als gevolg van gebrekkige communicatie).
Mensen met EMB zijn kwetsbaar. Ze hebben een sterk verhoogd risico op gezondheidsproblemen. Denk aan epilepsie, een reflux, slaapstoornissen, slikproblemen en luchtweginfecties.

de acute fase
de prodromale fase
de herstelfase
de premorbide fase
psychotische verschijnselen ontregelen het gedrag, daarnaast ook vaak stemmings- gedrags- en slaapstoornissen in deze fase
fase waarin de eerste ziekteverschijnselen zichtbaar worden
fase waarin de zorgvrager weer grip krijgt op het leven
zorgvrager is nog niet ziek (alleen met gericht onderzoek kan schizofrenie aangetoond worden)

Slide 32 - Drag question

Welk kenmerk hoort bij welke mate van VB?
• Het IQ bij matige ernstige VB ligt tussen 35 en 50
• Het IQ bij ernstige VB ligt tussen 20 en 35
• Het IQ bij zeer ernstige VB is lager dan 20
• Ter vergelijk: bij lichte VB ligt het IQ tussen 50 en 70
Mensen met een ernstige verstandelijke beperking hebben soms ook nog bijkomende problemen. Onderstaande problemen komen dan het meest voor.
• Motorische stoornissen (bijvoorbeeld spasticiteit).
• Epilepsie.
• Autisme.
• Probleemgedrag (door bijkomende psychische stoornis, maar komt ook voor als gevolg van gebrekkige communicatie).
Mensen met EMB zijn kwetsbaar. Ze hebben een sterk verhoogd risico op gezondheidsproblemen. Denk aan epilepsie, een reflux, slaapstoornissen, slikproblemen en luchtweginfecties.

Hoe heet
dit nummer?
A
Merry Christmas
B
Last Christmas
C
White Christmas
D
Happy Christmas

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions