NLT Les 1

NLT Les 1
1 / 46
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 46 slides, with text slides and 6 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

NLT Les 1

Slide 1 - Slide

Module 
Ruimte voor de Rivier

Slide 2 - Slide

Hydrologische kringloop
Water komt in 3 verschillende vormen voor op aarde: water (vloeibaar), waterdamp (gasvormig) & ijs/sneeuw (vast)

De totale hoeveelheid water blijft zo goed als gelijk. De verhouding tussen de drie veranderd ook weinig maar ze gaan wel in elkaar over. 
Het in elkaar overgaan en de verplaatsing van verschillende vormen van water = hydrologische kringloop

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Slide

Belang van rivieren 
- vervoeren smelt- en regenwater naar oceanen, zeeen of meren
- vervoeren sediment (grind/zand/klei)
- scheepvaart
- visserij
- recreatie
- bron voor drinkwater, water voor landbouw en industrie
- Vroeger vormden rivieren en ondergelopen ook belangrijke verdedigingslinies

Slide 6 - Slide

Belang van rivieren
Rivieren zijn altijd belangrijk geweest voor mensen

Rivier is een belangrijke bron van zoet water en voert vruchtbaar sediment aan. 

Er zijn dan ook veel steden die aan rivieren liggen maar ondanks de voordelen kan leven aan een rivier ook een bedreiging vormen. Vroeger leefde men met de dynamiek van de rivier. Door overstromingen werd nieuw vruchtbaar sediment afgezet. Dichtbij de rivier bezinken deze deeltjes en ontstaan oeverwallen. 

Slide 7 - Slide

Belang van rivieren
Natuurlijke rivieren treden regelmatig buiten hun oevers en verleggen daardoor de loop. Het water in de rivier zoekt altijd de grootste helling = het grootste verhang

Door erosie en sedimentatie veranderd de loop van een rivier

Meanderen = slingeren van rivieren door het landschap

Aan de binnenkant van de bocht is de snelheid het laagst, aan de buitenkant is de snelheid het hoogst. 
Hoe hoger de snelheid, hoe groter de kracht. Daardoor slijt het zand de bocht verder en sedimenteert het zand en slip de binnenbocht.

Slide 8 - Slide

Natuurlijke en gereguleerde rivieren
Het naar de hand zetten van de loop van een rivier door mensen noemen we het reguleren van rivieren. 

Dijken zijn aangelegd om het land te beschermen tegen overstromingen.
Winterdijk = mensen kunnen veilig wonen
Zomerdijk/zomerkade = landbouwgrond veilig is gedurende het groeiseizoen en niet overstroomt. 

Het land tussen de rivier en een winterdijk = een uiterwaard 

Slide 9 - Slide

Kribben - korte stenen dam in de rivierbedding, haaks op de zomerkade 
Stuw - beweegbare barriere in het water die water tegenhoudt en zorgt voor een verhoging van de waterspiegel
Sluis - waterkering bestaande uit minimaal twee delen die onafhankelijk van elkaar kunnen worden geopend om schepen in fasen door te laten gaan.

Slide 10 - Slide

Stuwmeren en dammen
In bergachtige gebieden worden soms dammen gebouwd waarachter zich stuwmeren vormen die gebruikt kunnen worden als energiereservoir en/of waterreservoir

Slide 11 - Slide

De Rijn & de Maas
Door Nederland lopen 2 
belangrijke rivieren

Slide 12 - Slide

Stroomgebied
Het stroomgebied = het gebied waaruit een rivier het water ontvangt. 

De Maas begint in het noorden van Frankrijk en bestaat voornamelijk uit regenwater --> regenrivier
De Rijn begint in de Alpen in Zwitserland en beslaat ongeveer 5x zoveel ruimte als de Maas. De rivier bestaat voornamelijk uit smeltwater van sneeuw en gletsjers --> smeltwaterrivier

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

De Rijn en de Maas

De neerslag en de grootte van het stroomgebied bepalen de afvoer van de rivier. 

Kleinere stroomgebieden reageren sneller op neerslag en de afvoer zal dan ook sterker variëren in de tijd dan een rivier met een groter stroomgebied (zie figuur 2.7)

Afvoer wordt ook wel debiet genoemd

Slide 15 - Slide

Veranderende afvoeren
De verandering in het landgebruik en de regulering van rivieren hebben de afvoer van de rivier veranderd 
- Verstedelijking heeft voor meer verhard oppervlak gezorgd waardoor water daar niet meer in de bodem kan wegzakken (infiltreren)
- Ontbossing zorgt ervoor dat water minder lang wordt vastgehouden en snel kan afstromen naar oppervlaktewater 

Slide 16 - Slide

Veranderende afvoer
Door het reguleren zijn rivieren smaller, dieper en rechter geworden waardoor water sneller naar lagere delen stroomt. Hierdoor kunnen afvoergolven ontstaan

De verwachting is dat klimaatverandering de afvoeren in de toekomst nog verder gaat veranderen. 
--> Er zal in de stroomgebieden van de Rijn en de Maas meer regen gaan vallen maar de zomers zullen daartegenover droger worden. Er zullen dus extremen in afvoer komen 

Slide 17 - Slide

Bescherming tegen overstromingen
Extreem hoogwater en extreem laagwater kunnen problemen geven. 

In de module gaat het vooral over hoogwater maar dat betekent natuurlijk niet dat laagwater niet voor problemen kan zorgen zoals watertekort!

Slide 18 - Slide

Bescherming tegen overstromingen
Deltaplan grote rivieren = plan om de meest urgente problemen op te lossen. In dit plan stond beschreven hoe de dijken versneld verhoogt en waar nodig versterkt moesten worden.

Project Ruimte voor de Rivier = ander maatregelen werden onderzocht om de waterstand in grote rivieren te verlagen en de veiligheid op lange termijn te garanderen. 

Slide 19 - Slide

Ruimte voor de rivier

Slide 20 - Slide

Riviercare
Groot wetenschappelijk onderzoeksprogramma, gefinancierd door de overheid, waarin 5 universiteiten samenwerken met Rijkswaterstaat, Provincie Gelderland, kennisinstituten, ingenieurs/ en adviesbureaus en waterschappen. 

Hierin worden de maatregelen geevalueerd. Daarnaast wordt er ook gekeken naar sociaal-maatschappelijke effecten. 


Slide 21 - Slide

Kleinere watersystemen
Naast de grote rivieren in Nederland, zijn er ook verschillende kleinere rivieren. Ook deze kleine watersystemen zijn in het verleden sterk gereguleerd. 
Daarnaast zijn er ook veel waterwegen die zelf door mensen zijn aangelegd om water af te voeren en/of voor de scheepsvaart. 

Slide 22 - Slide

Kleinere watersystemen
De kleinere watersystemen wateren meestal af naar de grote rivieren. 
Zie figuur 2.10 

Als vasthouden niet mogelijk is, kan water (tijdelijk) op een andere plaats geborgen worden in zogenaamde retentiegebieden. Pas als deze volledig zijn benut wordt het water afgevoerd naar grotere oppervlaktewatersystemen

Slide 23 - Slide

Ontstaan van Nederlandse rivieren
De rivieren in Nederland vormen grofweg 2 soorten landschap, afhankelijke van de invloed van de zee.

Oostelijk rivierkleilandschap - langs de rivier zandige ruggen aan en wat verder aan de rivier vind je klei
Westelijk rivierkleilandschap - ligt lager. Direct langs de rivier liggen smalle stroken klei en direct daarachter veen

Slide 24 - Slide

Ontstaan van de Nederlandse rivieren
In de loop der jaren hebben de rivieren in Nederland continu erosiemateriaal (zand, klei & grind) uit het achterland aangevoerd. 

Of er erosiemateriaal wordt afgezet is afhankelijk van de stroomsnelheid
Grote korrels - meer massa, sedimenteren bij hogere snelheden dan kleine korrels. 

Klei heeft minder massa en wordt dus minder snel gesedimenteerd. 

Slide 25 - Slide

Ontstaan van Nederlandse rivieren
De rivieren in Nederland zijn meanderende rivieren = slingerende, traag stromende rivieren. 

Vlechtende rivieren = type rivieren in 
de ijstijd met meerdere beddingen. 
De aanvoer van water was onregelmatig



Slide 26 - Slide

Bij rivieren in sedimentatiegebieden wordt de vorm en afmeting van de bedding voor een groot deel bepaald door de waterafvoer (hoe groter de waterafvoer, hoe breder in het algemeen de bedding). 

Slide 27 - Slide

Geschiedenis van Nederlandse rivieren
De rivieren in Nederland zijn meermaals van loop veranderd. 

IJstijden, met als gevolg stijgen en dalen van de zeepspiegel en het opwerken van barrières, zijn hier de oorzaak van. 

De huidige Noordzee stond bij een lage zeepspiegel droog of was bedekt met landijs. 

Slide 28 - Slide

Verandering in denken
In het waterbeheer in Nederland is de afgelopen 20 jaar veel veranderd. 

Slide 29 - Slide

Voor 1995
Volledig bedijken van bedreigde gebieden in Nederland
Beleid was vooral gericht op het tegenhouden van water

Een belangrijk kenmerk is een duidelijke scheiding maken tussen land en water
--> Statische benadering 

Slide 30 - Slide

Na 1995
Meebewegen en leven met het water -> Adaptatie
We kunnen niet zomaar enkel dijken verhogen maar er zijn meer creatieve oplossingen nodig. Dat is een gevolg van klimaatverandering

--> Dynamisch waterbeheer

Slide 31 - Slide

Nu
Op dit moment zitten we in een periode waar een andere visie op het waterbeheer belangrijk gaat worden

We hebben niet enkel te maken met wateroverlast maar ook met extreme droogtes en inklinking en verslechterde waterkwaliteit
--> Duurzaam/integraal waterbeheer 

Slide 32 - Slide

Risicoperceptie 
Een tweede paradigmaverschuiving heeft alles te maken met de risicoperceptie van mensen

Steeds meer mensen zijn zich bewust van de klimaatveranderingen maar hebben echter weinig kennis over overstromingen

Slide 33 - Slide

Risicoperceptie
De overheid heeft grotendeels de taak om de burgers in het land te beschermen tegen overstromingen. 

Door de goede maatregelen die zijn getroffen na de watersnoodramp is de kans op overstromingen erg klein maar alsnog moeten burgers zich wel bewust zijn van het risico en zich daar ook enigszins op voorbereiden

Slide 34 - Slide

Risicoperceptie
De huidige verwachting is dat burgers zich bij een overstroming op dit moment niet zelfredzaam zijn.

Daarom moet de overheid meer maatregelen gaan nemen in de komende jaren om burgers bewust te maken van de overstromingsrisico's en de rol die burgers kunnen spelen om de risico's en de gevolgen te beperken.

Slide 35 - Slide

Nieuw beleid Meerlaagse Veiligheid (MLV)
In dit nieuwe beleid krijgt de burger een eigen rol en worden ze beter geinformeerd in:
1. Aan welke gevaren burger worden blootgesteld en wat de gevolgen zijn
2. Welke mogelijkheden burgers zelf hebben om zichzelf te beschermen (handelingsperspectief)
3. Hoe ervoor wordt gezorgd dat de inwoners op de hoogte zijn van overstromingsgevolgen en handelingsperspectieven

Slide 36 - Slide

Klimaatverandering
Klimaat - gemiddelde weer over 30 jaar op een bepaalde plaats. 
De gemiddelde weerssituatie kan over langere termijn geleidelijk veranderen

Kleine IJstijd - de periode waar de zomers systematisch warmer en de winters kouder werden

Slide 37 - Slide

Stralingsbalans
De wereldwijde gemiddelde temperatuur op aarde wordt bepaald door de stralingsbalans. 

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Video

Versterkt broeikaseffect

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Video

Gevolgen van klimaatverandering
  • De waterbalans - het zeeniveau stijgt door het smelten van landijs en de thermische expansie  (het uitzetten van zeewater)
  • Kwetsbaarheid van kustgebieden
  • Bedreiging die klimaatverandering vormt voor de gezondheid van mens, dier en plant (en het effect op de biodiversiteit)

Slide 42 - Slide

Klimaatscenario's 
Het behulp van modellen kan er een beeld worden gegeven van de klimaatverandering en het beeld van de toekomst
- Een stijging van de temperatuur met 0,3 tot 4,8 graden
- Een toename van de hevigheid van regenbuien
- Een stijging van de zeespiegel met 18 tot 59 cm (voor de kustgebieden wordt er nog een hogere stijging verwacht) 

Slide 43 - Slide

Gevolgen van deze scenario's
- De opwarming zet door - zachte winter en warme zomers
- De winters worden gemiddeld natter en ook de extreme neerslaghoeveelheden nemen toe
- De hevigheid van regenbuien in de zomer neemt toe (met verhoogde kans op overstromingen)
- De zeespiegel blijft stijgen
- De kans op lage waterstanden zal toenemen in de zomer 

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Video

Slide 46 - Video