3T Economie par. 5.2

par. 5.1 opgave 14a
Wat is geen goede berekening?
A
10.000 / 100
B
20.000 / 200
C
30.000 / 300
D
30.000 / 600
1 / 18
next
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

par. 5.1 opgave 14a
Wat is geen goede berekening?
A
10.000 / 100
B
20.000 / 200
C
30.000 / 300
D
30.000 / 600

Slide 1 - Quiz

TVK verkoop 200
TK verkoop 100
TVK verkoop 100
5.1 14b
10.000 + 12.000
22.000 - 20.000
2.000 / 100 x 200

Slide 2 - Drag question

5.14d
Wat is geen goede berekening?
A
20.000 / 100
B
100Q = 20Q + 20.000
C
20.000 / 80
D
20.000 / ( 100 - 20 )

Slide 3 - Quiz

Loonkosten <--> Nettoloon
Nettoloon = Brutoloon - Loonbelasting en premies
Bijv. = 3.000 - 1.000 = 2.000

Loonkosten = Brutoloon + werkgeverspremies
Bijv. = 3.000 + 500 = 3.500


Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

                                     WIG
                                                                      Verschil loonkosten werkgever
                                                                                   en nettoloon werknemer

Slide 6 - Slide

Premies
premies werknemersverzekeringen betaald door de werkgever
Bijv. WW en WIA

premies volksverzekeringen betaald door de werknemers
Bijv. AOW and ANW

Slide 7 - Slide

Bereken het nettoloon:
Brutoloon: € 3.000,-
Loonbelasting: € 800,-
Werkgeversdeel sociale premies: € 75,-
Werknemersdeel sociale premies: € 150,-
A
€ 3.950,-
B
€ 2.200,-
C
€ 2.050,-
D
€ 1.975,-

Slide 8 - Quiz

1. Uitkeringen volksverzekeringen zijn voor iedereen
2. Uitkeringen werknemersverzekeringen zijn voor werknemers
A
1 = juist 2 = onjuist
B
1 = onjuist 2 = juist
C
Beide zijn onjuist
D
Beide zijn juist

Slide 9 - Quiz

Loonkosten
Als de loonkosten stijgen, moeten Nederlandse bedrijven hun verkoopprijs verhogen

Dit betekent dat de concurrentiepositie van Nederland ten opzichte van andere landen verslechtert

Een stijging van de arbeidsproductiviteit kan dit voorkomen

Slide 10 - Slide

Oorzaken hogere arbeidsproductiviteit:

- Scholing
- Mechanisatie , Automatisering
- Betere arbeidsverdeling, Specialisatie

Slide 11 - Slide

Loonkosten per product zullen dalen als de procentuele stijging van de ...(1) hoger is dan de procentuele stijging van de ...(2)
A
1 arbeidsproductiviteit 2 loonkosten
B
1 loonkosten 2 arbeidsproductiviteit

Slide 12 - Quiz

graiek blz. 155 ( blauw en rood )
De loonkosten per product in 2003 zullen ...(1) en de loonkosten per product in 2009 zullen ...(2)
A
1 dalen 2 dalen
B
1 dalen 2 stijgen
C
1 stijgen 2 dalen
D
1 stijgen 2 stijgen

Slide 13 - Quiz

                                                i.c. loonkosten
i.c. loonkosten per product = -------------------------------- x 100
                                                        i.c. arbeidsproductiviteit

Slide 14 - Slide

De afgelopen 20 jaar zijn de gemiddelde lonen in Nederland gestegen met 50%. Door technologische ontwikkelingen is de arbeidsproductiviteit gestegen met 70%.
Wat was de verandering van de loonkosten per product?
A
20% lager
B
12% lager
C
13% hoger
D
20% hoger

Slide 15 - Quiz

                                                i.c. loonkosten
i.c. loonkosten per product = -------------------------------- x 100
                                                        i.c. arbeidsproductiviteit

i.c. loonkosten per product = 150 / 170 x 100 = 88
Dus loonkosten per product 12% lager

Slide 16 - Slide

Beperken loonstijging
Loonkosten per product zijn belangrijk voor de werkgelegenheid

Lage loonkosten per product --> Lage prijzen Nederlandse bedrijven --> Verbetering concurrentiepositie Nederland
 --> Meer vraag naar Nederlandse producten --> Hogere productie --> Meer werknemers nodig --> Lagere werkloosheid

Slide 17 - Slide

Hw.
Par. 5.2 opgaven 1 t/m 9

Slide 18 - Slide