14: 10 mrt: plot, tijd, ruimte (2D)

Op tafel:
  • laptop
  • map
  • pen
  • Oefenboek
Welkom vwo 3
timer
10:00
  • Jas uit en over je stoel. 
  • Tas van tafel.
  • Oortjes en telefoon in je tas. 
Starten met 10 minuten NUMO

Inlog vergeten?
gebruikersnaam: leerlingnummer: 123456
wachtwoord: j123456
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 1 min

Items in this lesson

Op tafel:
  • laptop
  • map
  • pen
  • Oefenboek
Welkom vwo 3
timer
10:00
  • Jas uit en over je stoel. 
  • Tas van tafel.
  • Oortjes en telefoon in je tas. 
Starten met 10 minuten NUMO

Inlog vergeten?
gebruikersnaam: leerlingnummer: 123456
wachtwoord: j123456

Slide 1 - Slide

Vandaag maandag 10 maart: 
  • Numo: al gedaan
  • Huiswerk bespreken
  • Plot, tijd en ruimte
  • Aan de slag

Slide 2 - Slide

Huiswerk pg 46, opdracht 3.
a ternauwernood
b resoluut
c schrale
d pertinent
e geteisterd
f aansprakelijkheid

Slide 3 - Slide

Periode 2 
Oefenboek
Handboek 
Hst 2 Fictie en werkelijkheid 
AC, D, F* 
Taal en Cultuur - Verhalen hst 12
Taalgebruik- hst 19: contaminatie, lange zinnen.
Verhalen - hst 8-10: Plot en andere literaire begrippen 
Hst 5 Vermaken & ontroeren 
A, C, F*
Taal & Cultuur - Humor en spot hst 15 
Taalgebruik- hst 18: paradox, retorische vraag, hyperbool, repetitio
Werkwoordspelling B
Hoofdletters en leestekens D
Taalverzorging - Werkwoordspelling hst 5 
Taalverzorging -  Hoofdletters en Leestekens - hst 8, 9

Planning periode 2
F*: zelfstudie: zie lijst op Teams

Slide 4 - Slide

Hst 2: plot, tijd en ruimte
Vandaag: 
Tijd: 
  • chronologie
  • versnellen
  • vertragen
  • tijdsprong
Maak aantekeningen!
Vandaag:
  • perspectieven
Vorige les:
fictie
non-fictie
plot
einde
tijd
ruimte:
1. versterkend
2. contrasterend
weer

Slide 5 - Slide

Communiceren doe je samen 2
Tijd: 
  • chronologie
  • tijdsversnelling
  • tijdsvertraging
  • tijdsprong

Slide 6 - Slide

Communiceren doe je samen 2
Chronologische volgorde: 
  • precies zoals heeft plaatsgevonden
  • Voorbeeld: Ik stond op, ik poetste m'n tanden en ik ging naar school. 

Niet-chronologische volgorde: 
  • in een andere volgorde dan hoe iets gebeurt:
  • Voorbeeld: Toen ik op school aankwam had ik Frans. Natuurlijk had ik mijn tanden 's ochtends gepoetst net nadat ik opgestaan was.  

Slide 7 - Slide

Communiceren doe je samen 2
  • Tijdsprong: 
  • De schrijver slaat periodes in de tijd over. 
  • Soms wordt dit aangegeven in de titel van het hoofdstuk. 


  • Tijdsversnelling >>
  • Tijdsvertraging >>

Slide 8 - Slide

Communiceren doe je samen 2
Lees het voorbeeld: 
  • 'Dan zet hij zich af en hangt hij in de lucht, waar hij zich gladjes en keurig in de plooi voelt, iemand die vanuit Kansas City met een aktetas vol bankcheques komt aanvliegen. Zijn hoofd heeft hij ingetrokken, zijn linkerbeen zwiert nu over de stangen. En gedurende één langgerekt en terughoudend en onderbroken ogenblik ziet hij precies waar hij zal neerkomen en welke kant hij op zal rennen, en ook al weet hij dat ze zodra hij een voet op de grond zet achter hem aan zullen jagen, ook al zal hij de eerstvolgende paar uur in gevaar verkeren – steeds links en rechts om zich heen kijken – toch is de angst in zijn binnenste afgenomen.’
  • tijdsvertraging > de tijd wordt uitgesmeerd, gaat langzamer

Slide 9 - Slide

Communiceren doe je samen 2
Lees het voorbeeld: 
  • De jongen werd geboren, hij kon lopen en nu is hij klaar om naar de middelbare school te gaan. 
  • Gaat de tijd sneller of langzamer? 
  • Sneller > tijdversnelling: de tijd gaat sneller. 

Slide 10 - Slide

Communiceren doe je samen 2
Vertelperspectief
Welke begrippen horen hier bij? 
  • Ik-perspectief
  • Personaal perspectief
  • Alwetend perspectief
  • Meervoudig perspectief

Slide 11 - Slide

Ik-perspectief
  • Je ziet alles door de ogen van de verteller;
  • Geschreven in de ik-vorm;
  • Leert de ik-persoon heel goed kennen;
  • Komt niet te weten wat andere personages voelen of denken.

Slide 12 - Slide

Personaal perspectief
  • Je ziet alles door de ogen van één persoon;
  • Geschreven in de hij- of zij-vorm; hij zag, hij vertelde
  • Leert de hoofdpersoon goed kennen.

Slide 13 - Slide

Alwetend perspectief
  • De verteller is iemand die alles weet van alle personages;
  • Geschreven in de hij- en zij-vorm;
  • Komt te weten wat alle personages zien, horen, voelen en denken;
  • Verteller weet wat er is gebeurd en wat nog gaat gebeuren: Hadden ze dit nou maar niet gedaan.

Slide 14 - Slide

Meervoudig perspectief
  • Door de ogen van verschillende personages.
  • Je leert meerdere personages kennen.
Kan gebruik worden gemaakt van: 
  • Minstens 1 ik-perspectief 
  • Minstens 1 personaal perspectief. 
  • Of meerdere ik-perspectieven en/of meerdere personale perspectieven. 

Slide 15 - Slide


Een ijskoude rilling was langs mijn ruggengraat omhoog gekropen. Op de gastenlijst komen voor het Feest is moeilijker dan geblinddoekt je rijexamen halen. Het verhaal gaat dat ze je van tevoren screenen, al heeft niemand een idee wie die ‘ze’ zijn en hoe dat screenen in zijn werk gaat. Hadden ze me de afgelopen weken in de gaten gehouden? Was ik al die tijd zonder dat ik het doorhad bekeken en afgeluisterd?
                                                (Uit: Zes seconden – Daniëlle Bakhuis)


Welk perspectief lees je hier? Hoe weet je dit? 
timer
2:00
  • Ik-perspectief: mijn ruggengraat, ik, me 

Slide 16 - Slide


Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de tweeëntwintigste december 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis, Frits van Egters, ontwaakte.
                                                                (Uit: De avonden – Gerard Reve)


Welk perspectief lees je hier? Hoe weet je dit? 
timer
2:00
  • Alwetend perspectief

Slide 17 - Slide


Gieles probeerde zich een schuddende aarde voor te stellen. Een schuddend dak was hem niet vreemd. Als ‘s nachts zware vrachtkisten opstegen, bonkte het dak als een oude centrifuge. Gieles zapte weg van de aardbeving naar Animal Planet. Een vlooiende bonobo en haar jong zaten onder een boom. Zijn vriend Toon vertoonde overeenkomsten met apen.
                                           (Uit: Glijvlucht – Anne-Gine Goemans)


Welk perspectief lees je hier? Hoe weet je dit? 
timer
2:00
  • Personaal perspectief: Gieles, hem, zijn vriend

Slide 18 - Slide


De rij bij het gemeentehuis was gelukkig kort. De mevrouw achter de balie had me gefeliciteerd zonder me aan te kijken. En toen stond ik al weer buiten, met dat felbegeerde roze pasje in handen. Ik stond op het punt om hard te gaan gillen. Maar dat deed je niet. In Oosterbeek.
                                                (Uit: 
Auto-biografie: een kofferbak vol levensverhalen – Eric Corton)


Welk perspectief lees je hier? Hoe weet je dit? 
timer
2:00
  • Ik-perspectief: me, ik 

Slide 19 - Slide


Hoofdstuk 1: Ik had deze vakantie moeten afzeggen. Sinds ik ben opgestaan, heb ik al het gevoel dat ik moet huilen. 
Hoofdstuk 2: Denkt Lilly nou echt dat ik haar niet zie janken? Wat een kind is het toch. Geïrriteerd wend ik me van haar af.
Hoofdstuk 3: ‘Anouk.’ Iemand fluistert mijn naam. Waar ben ik? Het is nacht. En donker. Maar aan de grillige zwarte schaduwen om me heen kan ik zien dat ik in een bos ben.
                                                             (Uit: Shock – Mel Wallis de Vries)


Welk perspectief lees je hier? Hoe weet je dit? 
timer
2:00
  • Meervoudig perspectief: ik-perspectief, maar vanuit verschillende personen.

Slide 20 - Slide

Vertelperspectieven:
  • Ik-perspectief: alleen gevoelens en gedachtes van de ik-persoon
  • Personaal perspectief: hij-/zij-verteller: meer afstand tot de hoofdpersonen, maar je kunt goed meeleven met meerdere personen.
  • Alwetende verteller: iemand lijkt het verhaal te vertellen. Iemand die van bovenaf meekijkt en verslag doet van de gebeurtenissen.
  • Meervoudig perspectief: meerdere perspectieven in één verhaal. 

Slide 21 - Slide

Communiceren doe je samen 2
Aan de slag


Maak oefening 3. 
Klaar? Oefenboek: pagina 36-37, opdracht 4, 5, 6a,b,c, 9
timer
10:00

Slide 22 - Slide

Communiceren doe je samen 2
Aan de slag

Oefenboek: pagina 36-37, opdracht 4, 5, 6a,b,c, 9

Slide 23 - Slide

Begrippen uit deze les
chronologie
versnellen
vertragen
tijdsprong

perspectieven

Slide 24 - Slide