Week 44 - les 2a

1 / 44
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord is een woordsoort, net als bijvoorbeeld het zelfstandig naamwoord.

Slide 2 - Slide

12

Slide 3 - Video

01:52
Wat is het bijvoeglijke naamwoord in deze zin?
We doen de grote boodschappen altijd in het weekend.

Slide 4 - Open question

02:05
Wat is het bijvoeglijk naamwoord in deze zin?

Die vraag op de toets is lastig.

Slide 5 - Open question

02:21
Wat is het bijvoeglijk naamwoord in deze zin?
Ik zie steeds dezelfde irritante reclame op mijn scherm.

Slide 6 - Open question

03:24
Wat is het bijvoeglijk naamwoord in deze zin?

De badkamer is erg mooi na die schoonmaakbeurt.

Slide 7 - Open question

03:43
Wat is in deze zin het bijvoeglijk naamwoord?

'De Hongerspelen' is een heel spannend boek.

Slide 8 - Open question

04:03
Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin?

We hebben sinds kort een ontzettend lieve hond.

Slide 9 - Open question

04:43
Van welk hele werkwoord komt 'gesloten'?

Slide 10 - Open question

05:02
Van welk hele werkwoord komt 'geleend'?

Slide 11 - Open question

05:48
Mijn wollen jas is verdwenen.

'Wollen' is een
A
bijvoeglijk naamwoord
B
werkwoord
C
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 12 - Quiz

06:06
Van welk heel werkwoord komt 'verdwenen'?

Slide 13 - Open question

06:16
Welk(e) bijvoeglijke naamwoord(en) zie je?

Die verdwenen jas hing in mijn grote kast.

Slide 14 - Open question

06:38
Welk(e) bijvoeglijke naamwoorden zie je?
Mijn broertje is ondeugend als hij stoute dingen doet.

Slide 15 - Open question

Ik weet wat een bijvoeglijk naamwoord is.
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll

Ik kan een bijvoeglijk naamwoord herkennen in een zin.
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll

Meervouden op -en en -s/-'s

Slide 18 - Slide

Lesdoelen

  • Je kunt de meervouden op -en juist schrijven.
  • Je kunt de meervouden op -s en -'s juist schrijven.

Slide 19 - Slide

Enkelvoud en meervoud

Zelfstandige naamwoorden kunnen in het

enkelvoud en in het meervoud staan


enkelvoud = één stoel en één bank

meervoud = twee stoelen en twee banken

Slide 20 - Slide

Meervoud

Veel zelfstandige naamwoorden hebben meervoud op -en


lamp - lampen

mes - messen

weg - wegen

kaas - kazen

Slide 21 - Slide

1. Meervoud op -en
Vaak hoef je alleen maar -en achter het woord te zetten

lamp + en = lampen

boer + en = boeren

heks + en = heksen

lot + en = loten

Slide 22 - Slide

2. Meervoud op -en

Soms moet je tegelijk de laatste letter verdubbelen,

want je hoort een korte klank

klas + s + en = klassen

bak + k + en = bakken

bed + d + en = bedden

Slide 23 - Slide

3. Meervoud op -en

Soms moet je tegelijk een a, e, o of u weghalen,

want je hoort een lange klank

schaar - a + en = scharen

been - e + en = benen

sloot - o + en = sloten

Slide 24 - Slide

4. Meervoud op -en

Soms moet je tegelijk een -f veranderen in een -v

raaf + f/v + en = raven

brief + f/v + en = brieven

golf + f/v + en = golven

Slide 25 - Slide

5. Meervoud op -en

Soms moet je tegelijk een -s veranderen in een -z

baas + s/z + en = bazen

huis + s/z + en = huizen

mees + s/z + en = mezen

Slide 26 - Slide

Wat is het meervoud van
'olifant'?
A
olifantjes
B
olifantje
C
olifanten
D
olifantten

Slide 27 - Quiz

Wat is het meervoud van
'kaas'?
A
kaazen
B
kazen
C
kaasen
D
kasen

Slide 28 - Quiz

Wat is het meervoud van
'koekenpan'?
A
pannenkoek
B
pannenkoeken
C
koekenpannen
D
koekenpanen

Slide 29 - Quiz

Wat is het meervoud van
'mees'?
A
meesen
B
mezen
C
meezen
D
mesen

Slide 30 - Quiz

Wat is het meervoud van
'kip'?
A
kippen
B
kipen
C
kipjes
D
kippetjes

Slide 31 - Quiz

Zet het volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud:
'voetbal'

Slide 32 - Open question

Zet het volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud:
'wedstrijd'

Slide 33 - Open question

Zet het volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud:
'poes'

Slide 34 - Open question

Zet het volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud:
'glas'

Slide 35 - Open question

Zet het volgende zelfstandige naamwoord in het meervoud:
'muzieknoot'

Slide 36 - Open question

Deze (bedrijf) verhuren speciale (fiets) voor (gehandicapte).
A
bedrijfen - fietsen - gehandicaptten
B
bedrijfen - fietsen - gehandicapten
C
bedrijven - fietsen - gehandicaptten
D
bedrijven - fietsen - gehandicapten

Slide 37 - Quiz

In de (huis) aan de overkant wonen (bejaarde).
A
huisen - bejaardden
B
huizen - bejaardden
C
huizen - bejaarden
D
huisen - bejaarden

Slide 38 - Quiz

Vliegende (dier) zoals (mug), (duif) en (bij) vind ik eng.
A
dieren - muggen - duifen - bijën
B
dieren - mugen- duifen - bijen
C
dieren - mugen- duiven - bijen
D
dieren - muggen - duiven - bijen

Slide 39 - Quiz

In brood zitten (vitamine), (mineraal) en (proteïne).
A
vitaminen - mineraalen - proteïnen
B
vitaminen - mineraalen - proteïnën
C
vitaminen - mineralen - proteïnen
D
vitaminen - mineralen - proteïnën

Slide 40 - Quiz

Meervouden op -en en -s/-'s

Slide 41 - Slide

Ik kan meervouden maken op -en
😒🙁😐🙂😃

Slide 42 - Poll

Ik kan meervouden maken op -s en -'s
😒🙁😐🙂😃

Slide 43 - Poll

Huiswerk
BK 
vanaf blz. 224
§4 Bijvoeglijke naamwoorden
Opdracht 1 t/m 6
§5 Meervouden
Opdracht 1 t/m 3
KGT
vanaf blz 232
§5 Bijvoeglijke naamwoorden
Opdracht 2 & 3
§6 Meervouden
Opdracht 2 & 3

Slide 44 - Slide