a 16% van de Midden-Europese bevolking is resusnegatief
(0,4 × 0,4 = 0,16).
b 36% van de Midden-Europese bevolking heeft genotype
DD (0,6 × 0,6 = 0,36). 48% van de Midden-Europese
bevolking heeft genotype Dd (2 × 0,4 × 0,6 = 0,48).
c Bij resusantagonisme heeft de moeder genotype dd (rh negatief). De
vader kan genotype DD of Dd hebben.
d Bij 50% van deze zwangerschappen zal het kind resuspositief zijn.
e Bij 9,6% van de zwangerschappen in Midden-Europa
treedt resusantagonisme op:
5,76% + (0,5 × 7,68%) = 9,6%.