c) De atomen blijven behouden, ze hergroeperen zich tot nieuwe moleculen.
d) Een reactievergelijking is kloppend als links en rechts van de pijl evenveel atomen van elke soort staan. Een reactievergelijking is kloppend als er sprake is van atoombalans.
e) wel, niet
Slide 6 - Slide
7
a) de formule van water is H2O(l)
b) de formule van zuurstof is O2
c) Halve moleculen bestaan niet. In de vergelijking mogen geen gebroken getallen staan.
d) Het aantal waterstofatomen links en rechts van de reactiepijl is niet aan elkaar gelijk.
e) De formule van waterstof is H2(g) en de formule van water is H2O(l).
f) Het aantal zuurstofatomen links en rechts van de reactiepijl is niet aan elkaar gelijk.
Slide 7 - Slide
8a
Slide 8 - Slide
8a
Slide 9 - Slide
8b en c
b) De reacties 2, 4, 5, 6, 8, 9 en 12 bevatten drie atoomsoorten, de andere reacties bevatten er twee.
c) Welke reactie(s) is/zijn verbrandingsreacties? De reacties 1, 2, 4, 6, 9 en 10.
Slide 10 - Slide
Stappenplan opstellen reactievergelijking
Stap 1: Reactieschema opschrijven. Stap 2: Molecuulformules van de stoffen opschrijven. Stap 3: Reactievergelijking kloppend maken door de coëfficiënten aan te passen: even veel atomen van elke soort voor, als na de pijl.
Beginnen met de atoomsoort die in zo min mogelijk molecuulformules voorkomt.
Wanneer dit niet van toepassing is, van voor naar achter werken.
Stap 4: Zorg voor zo klein mogelijke coëfficiënten (alleen hele getallen!). Stap 5: Controleer je reactievergelijking, tel altijd je atomen na: voor de pijl even veel atomen als na de pijl. En vergeet de toestandsaanduiding niet!
Slide 11 - Slide
Stappenplan opstellen reactievergelijking
Stap 1: Reactieschema opschrijven. Stap 2: Molecuulformules van de stoffen opschrijven. Stap 3: Reactievergelijking kloppend maken door de coëfficiënten aan te passen: even veel atomen van elke soort voor, als na de pijl.
Beginnen met de atoomsoort die in zo min mogelijk molecuulformules voorkomt.
Wanneer dit niet van toepassing is, van voor naar achter werken.
Stap 4: Zorg voor zo klein mogelijke coëfficiënten (alleen hele getallen!). Stap 5: Controleer je reactievergelijking, tel altijd je atomen na: voor de pijl even veel atomen als na de pijl. En vergeet de toestandsaanduiding niet!
Slide 12 - Slide
Voorbeeld (schrijf mee in je boekje)
Het roesten van ijzer met zuurstof tot roest (roest = Fe2O3)
Slide 13 - Slide
Voorbeeld (schrijf mee in je boekje)
Het roesten van ijzer met zuurstof tot roest (roest = Fe2O3)
Antwoord:
RS: ijzer + zuurstof --> roest
RV: …Fe + … O2 --> … Fe2O3
RV: 4 Fe + 3 O2 --> 2 Fe2O3
Slide 14 - Slide
Maken:
Boekje: werkblad ‘’zelf een reactievergelijking opstellen'' blz 7 en 8
Klaar? Maken: 9, 10 en 12
Slide 15 - Slide
9
a) 2 C2H6(g) + 7 O2(g) → 4 CO2(g) + 6 H2O(l)
b) 2 P2Cl5(s) → 4 P(s) + 5 Cl2(g)
c) N2(g) + 3 H2(g) → 2 NH3(g)
d) C6H12O6(s) + 6 O2(g) → 6 CO2(g) + 6 H2O(l)
Slide 16 - Slide
10
a) 4 HBr(g) + O2(g) → 2 H2O(l) + 2 Br2(l)
b) Voor elke twee moleculen broom is er één molecuul zuurstof nodig, dit is een vaste verhouding. Er zijn dus altijd de helft aan zuurstofmoleculen nodig voor elke hoeveelheid broommoleculen. Voor 468 broommoleculen zijn dus ½ × 468 = 234 zuurstofmoleculen nodig.
Slide 17 - Slide
12
a) CaC2(s) + 2 H2O(l) → C2H2(g) + Ca(OH)2(s)
b) 2 C2H2(g) + 5 O2(g) → 4 CO2(g) + 2 H2O(l)
c) De formule van de ontbrekende stof is CO(g), koolstofmono-oxide.