2H Nederlands grammatica 3.4 Talent actief/passief

Grammatica 
3.4 
Bedrijvende en lijdende zinnen
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Grammatica 
3.4 
Bedrijvende en lijdende zinnen

Slide 1 - Slide

Grammatica 
3.4 
Bedrijvende en lijdende zinnen

Slide 2 - Slide

Jara /laat/ de hond /uit.


Wat is het onderwerp? Jara

Jara doet iets-> ze laat de hond uit


Als het ONDERWERP de handeling verricht van het WG noem je de zin BEDRIJVEND of ACTIEF.

Slide 3 - Slide

De hond/ wordt/ door Jara/ uitgelaten.

Het onderwerp ondergaat de handeling (het uitlaten).

Als het ONDERWERP de handeling ondergaat, noemen we de zin LIJDEND of PASSIEF.

Slide 4 - Slide

Omzetten bedrijvend ->lijdend
  • Het lijdend voorwerp wordt onderwerp.
  • Het onderwerp wordt een bijwoordelijke bepaling die begint met door ( een door-bepaling , je zet BWB boven dit zinsdeel)
  • In het gezegde komt een vorm van het hulpwerkwoord worden te staan.
  • https://youtu.be/F0FAV4Cq85w  Filmpje over omzetten van zinnen

Slide 5 - Slide

Let op!

Als een bedrijvende zin in de onvoltooide tijd staat, moet je in de lijdende zin het hulpwerkwoord worden gebruiken.


Als je een bedrijvende zin in de voltooide tijd omzet in een lijdende zin, moet je het hulpwerkwoord zijn gebruiken.


De tijd  van de zin moet hetzelfde blijven!


Slide 6 - Slide

De tijden van het werkwoord
https://www.jufmelis.nl/extra/werkwoordstijden-invullen/Alle-werkwoordstijden 

Slide 7 - Slide

oefenen...van bedrijvend naar lijdend


De man heeft eindelijk een rode auto gekocht. (v.t.t.)

De man zal de computer kopen. (o.t.t.t.)


De man zou de computer gekocht hebben. (v.v.t.t.) 



Wat denk jij?

Slide 8 - Slide

De man heeft eindelijk een rode auto gekocht.

Slide 9 - Open question

De man zal de computer kopen. (o.t.t.t.)

Slide 10 - Open question

De man zou de computer gekocht hebben. (v.v.t.t.)

Slide 11 - Open question

Omzetten lijdend->bedrijvend
  • De doorbepaling wordt het onderwerp.
  • Het onderwerp wordt LV.
  • Haal uit het gezegde de vorm van 'worden' weg.


Slide 12 - Slide

Oefenen oefenen oefenen

Slide 13 - Slide

Inna ontvangt een prijs.
A
lijdend/passief
B
bedrijvend/actief

Slide 14 - Quiz

Is de opdracht nu goed nagekeken?
A
o.t.t.
B
o.v.t
C
v.t.t
D
v.v.t

Slide 15 - Quiz

Het jurkje wordt door Simone gekocht.
A
Bedrijvend/actief
B
Lijdend/passief

Slide 16 - Quiz

De man koopt een scheerapparaat.
A
o.t.t
B
o.v.t
C
v.t.t
D
v.v.t

Slide 17 - Quiz

Het dressuuronderdeel wordt door Inez goed uitgevoerd.
A
bedrijvend/actief
B
lijdend/passief

Slide 18 - Quiz

Mijn moeder prijst mijn oom uitbundig.
A
Mijn oom prijst mijn moeder uitbundig.
B
Mijn oom wordt uitbundig door mijn moeder geprezen.
C
Mijn oom zal uitbundig geprezen worden door mijn moeder
D
Mijn oom werd uitbundig geprezen door mijn moeder

Slide 19 - Quiz

Het dienstmeisje zal de lakens straks verschonen.
A
o.t.t
B
o.v.t
C
v.t.t.t
D
o.t.t.t

Slide 20 - Quiz

Volgens mij word ik niet serieus genomen door die docent.
A
Volgens mij zal die docent mij niet serieus nemen.
B
Volgens mij nam die docent mij niet serieus.
C
Volgens mij is die docent niet serieus tegen mij.
D
Volgens mij neemt die docent mij niet serieus

Slide 21 - Quiz

Snap je hoe je de tijd van een zin kan bepalen?
A
ja
B
nee

Slide 22 - Quiz

Snap je hoe je een zin van bedrijvend naar lijdend kunt omzetten?
A
ja
B
nee

Slide 23 - Quiz