2v - H3 Spelling: Koppelteken en weglatingsstreepje

1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Doelen van vandaag
1) Je weet wanneer je een koppelteken en een weglatingsstreepje inzet 

Slide 2 - Slide

Het koppelteken en weglatingsstreepje 

Slide 3 - Slide

Koppelteken
1) in samenkoppelingen: bijvoorbeeld: een-op-een 
2) bij onuitspreekbare samenstellingen: studie-uur 
3) na letters, cijfers, andere tekens en afkortingen: 50+-disco 
4) Bij Aardrijkskundige namen: Noord-Holland 
5) Bij bepaalde voorvoegsels: aspirant-, directeur, ex-, oud-, niet-, non-
6) Bij samenstellingen waarbij het tweede deel begint met een hoofdletter: bijvoorbeeld: anti-Vlaams 
7) In een samenstelling van Engelse woorden waarvan het rechterdeel een Engels voorzetsel is bijvoorbeeld: lay-out.
--> Let op: wél airbag 

Slide 4 - Slide

Bij aardrijkskundige namen gebruik je een koppelteken
Goed
Fout

Slide 5 - Poll

Slide 6 - Slide

Wat is de juiste spelling?

Slide 7 - Open question

Engelse leenwoorden
Een samenstelling van Engelse woorden schrijf je in het Nederlands als één woord
bijvoorbeeld: sciencefiction (let op: in het Engels is dit dus anders!)

.....tenzij het rechterdeel van een samenstelling een voorzetsel is 
bijvoorbeeld: stand-by

Slide 8 - Slide

Bij een samenstelling van Engelse leenwoorden gebruiken we altijd een koppelteken
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

part time
A
parttime
B
part time
C
part-time

Slide 10 - Quiz

Weglatingsstreepje
Als je een deel van het woord weglaat: 
op- en aanmerkingen 
voor- en tegenspoed 

let op: je gebruikt geen weglatingsstreep als je een heel woord weglaat. Bijvoorbeeld: witte en zwarte zwanen. 

Slide 11 - Slide

Wanneer gebruik je géén weglatingsstreepje?

Slide 12 - Open question

Drank en drugs problemen
Hoe spel je dit?
A
drank- en drugsproblemen
B
drank en drugsproblemen
C
drank- en drugs problemen
D
drank en drugs problemen

Slide 13 - Quiz

in en uit checken
Hoe spel je dit?
A
in- en uitchecken
B
in- en uit checken
C
in en uitchecken
D
in en uit checken

Slide 14 - Quiz

Goede en slechte mensen
Hoe spel je dit?
A
goede- en slechtemensen
B
goede- en slechte mensen
C
goede en slechtemensen
D
goede en slechte mensen

Slide 15 - Quiz

Aan de slag!
Huiswerk maandag 28 november
  • H3 Spelling Koppelteken en weglatingsstreepje: 1 t/m 5
  • H2 Spelling Leenwoorden: opdracht 1 t/m 3
  • H2 Spelling Engelse leenwoorden: opdracht 1 t/m 4

Neem een leesboek mee!


Slide 16 - Slide