Oefenen met o.a. mondiaal klimaatvraagstuk

Oefenen o.a. klimaatvraagstukken
1 / 52
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Oefenen o.a. klimaatvraagstukken

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

was de zeespiegel in het krijt hoger of lager dan tegenwoordig?
A
hoger
B
lager

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Het krijt kenmerkt zich door ...
A
wit kalksteen.
B
rood gesteente.
C
gletsjerijs.
D
woestijnen.

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

In welke periode was de woestijnaarde?
A
Krijt
B
Perm
C
Holoceen
D
Carboon

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn fossiele brandstoffen?
A
Steenkool, Bruinkool, aardolie & biomassa
B
Biomassa, aardgas, oerwater & steenkool
C
Steenkool, Bruinkool, Aardolie & Aardgas
D
Aardgas, biomassa, aardolie & steenkool

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Slide 6 - Video

This item has no instructions

In het krijt (broeikasaarde) was het co2 gehalte in de lucht ...
A
even hoog
B
5x zoveel
C
40x zoveel
D
100x zoveel

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Pangea werd opgebroken door
A
aardbevingen.
B
rivieren.
C
platentektoniek.
D
mammoeten.

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Welk sedimentgesteente is duidelijk aanwijsbaar als gevolg van de vorming van Pangea in het Perm?
290-250 miljoen jaar geleden
A
Zandsteen
B
Bruinkool (uit veen)
C
Organisch sedimentgesteente
D
Kalksteen

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

In het Pleistoceen hadden we te maken met ....?
A
lage zeespiegel
B
hoge zeespiegel

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Na de ijstijd werd het warmer en daardoor
A
Ging de zeespiegel omlaag door de verdamping
B
Ging de zeespiegel omlaag door meer regen
C
Ging de zeespiegel omhoog door het smeltende ijs
D
Ging de zeespiegel omhoog door de regen

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Smeltend ijs zorgt voor een stijging van de zeespiegel. Welk ijs?
A
Landijs
B
Zee-ijs
C
Land- en zee-ijs
D
Geen van beide

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

1. (T) Het actualiteitsprincipe
A
is een bewijs voor natuurlijke klimaatverandering
B
is een aanname bij onderzoek naar natuurlijke klimaatverandering
C
is een oorzaak voor natuurlijke klimaatverandering
D
is een gevolg van natuurlijke klimaatverandering

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Welke techniek(en) kunnen worden gebruikt voor het bepalen van het klimaat van de laatste 10.000?
A
Boringen in ijskappen en oceaanbodems
B
Palynologie (pollenanalyse)
C
Dendrochronologie
D
historische bronnen

Slide 14 - Quiz

Als onderzoekers weten hoe oud een ijskap is, kunnen ze iets zeggen over het klimaat van duizenden of zelfs miljoenen jaren geleden. 
Met welke proxy denk je dat je het verst terug in de tijd kan?
A
jaarringen van bomen
B
pollen
C
ijskernen
D
historische bronnen

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Bij welke energiebronnen komt bij verbranding CO2vrij?
A aardgas
B aardolie
C biomassa
D geothermische energie
E hydro-elektriciteit
F zonne-energie

A
A, B en C
B
A, C en D
C
A, B en D
D
A, B en E

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Welke energiebronnen zijn duurzaam?
A aardgas
B aardolie
C biomassa
D geothermische energie
E hydro-elektriciteit
F zonne-energie

A
A, B en C
B
A, C en D
C
C, D, E en F
D
D, E en F

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Geef de betekenis van het broeikaseffect?
A
Het verbouwen van planten in kassen.
B
Gaslaag in de atmosfeer die ons beschermt tegen zonnestraling.
C
Het vasthouden van koude lucht door koolzuurgas.
D
Het vasthouden van warme lucht door gassen in de dampkring

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekend het begrip saalien?1
A
Een sediment dat door de zee is afgezet.
B
De periode in de geschiedenis tijdens de laatste ijstijd.
C
De periode in de geschiedenis tijdens de voorlaatste ijstijd.
D
Landschap waar de mens invloed op had.

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Wat is geen Milankovitch variabele?
A
Precessie
B
Oscillatie
C
Excentriciteit
D
Scheefstelling

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Neerslag: 350mm
Verdamping: 125mm
Nuttige neerslag....?
A
350mm
B
225mm
C
125mm
D
100mm

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Wat is neerslag intensiteit?
A
De schade van neerslag die valt
B
Hoeveelheid neerslag die per uur of dag valt
C
De piekafvoer van de neerslag
D
Ongelijke neerslag verdeling

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Er zijn verschillende schaalniveaus. Wat is de juiste volgorde van kleine naar grote schaal?
A
Regionaal - lokaal - Nationaal - mondiaal - continentaal
B
Lokaal - nationaal - continentaal - mondiaal
C
Regionaal - nationaal - mondiaal - continentaal
D
Lokaal, regionaal, nationaal, continentaal, mondiaal

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Een klas bestudeert de leefgewoonten van de Aboriginals in Australië. Vanuit welke dimensie wordt gewerkt?
A
Fysisch
B
Economisch
C
Sociaal-cultureel
D
Politiek

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Welk geografisch schaalniveau past het beste bij de volgende uitspraak?

‘Ontbossing van de Amazone draagt bij aan klimaatverandering.’
A
Lokaal niveau
B
Regionaal niveau
C
Continentaal niveau
D
Mondiaal dimensie

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het grootste nadeel van het opwekken van energie door fossiele brandstoffen?
A
luchtverontreiniging
B
Het is veel te duur
C
Door de winning ontstaat schade aan het milieu
D
Co2 komt extra vrij (opwarming aarde)

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Bij een kleinere invalshoek wordt de zonnestraling over een groter oppervlak verspreid.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Slide 28 - Video

This item has no instructions

10. (I) Indirect bewijs om het klimaat in het verre verleden de reconstrueren noemen we
A
Presto-indicatoren
B
Proxy-indicatoren
C
Primula-indicatoren
D
Pergola-indicatoren

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Natuurlijke factoren
  • Externe variabelen: iets dat van buitenaf invloed uitoefent op het klimaatsysteem. Met wisselende sterkte actief.
  • Zoals:
          - heftige vulkaanuitbarsting: stof in atmosfeer ->reflectie  
                -> verkoeling
          - Zonneactiviteit: hoe actiever de zon, hoe meer  
                warmteafgifte

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

De invloed van zeestromen op het klimaat wordt tot de interne variabelen gerekend
A
Juist
B
Onjuist

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Natuurlijke factoren
  • Interne variabelen: factoren in het klimaatsysteem die met wisselende sterkte actief zijn en zo het klimaat beïnvloeden.
  • Zoals:
        - El Niño/zeestromen



Slide 32 - Slide

This item has no instructions

De temperatuurstijging heeft gevolgen voor de hoeveelheid landijs en voor de zeespiegel.
De gletsjer is in bijna 100 jaar verdwenen. De oorzaken zijn temperatuurstijging en minder sneeuw.

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Bereken de relatieve
zeespiegelstijging als de
absolute zeespiegelstijging 2m is
en de bodemdaling 3m
A
1m
B
-1m
C
5m
D
-5m

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Temperatuurstijging
Erg onzeker, door alle factoren die een rol spelen in het klimaat. 

Dus: 
scenario's

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Het IPCC heeft een aantal voorspellingen gedaan over de wereldwijde klimaatveranderingen tot het jaar 2100.
Wat is géén voorspelling van het IPCC?
A
Er zal gemiddeld minder neerslag vallen.
B
Er zullen meer droge periodes voorkomen.
C
Het gemiddelde zeeniveau zal sneller stijgen dan in de afgelopen eeuw.
D
Sommige plaatsen zullen kouder worden.

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Het IPCC probeert verandering in het klimaat te voorspellen: klimaatmodellen.


  • We begrijpen nog niet alle mechanisme
  • Voorspellen daarom moeilijk
  • 21e eeuw: tussen 0,3 en 4,3 graden celsius

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Klimaatverandering
  • Stijging temperatuur
  • Hogere verdamping: minder watervoorraden
  • Minder neerslag, klimaatzones verschuiven

-> Waterbalans raakt verstoord
- Aanboren Aquifers
- Ontziltingsinstallaties

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

In het Middellandse zeegebied is er sprake van hoge neerslagintensiteit en een grote neerslagvariabiliteit
A
juist
B
onjuist

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Welk begrip staat hier uitgelegd?
"De waarneembare vormen aan het aardoppervlak"
A
Geomorfologie
B
Geulerosie
C
Waterbalans
D
Verzilting

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Gevolg van water oppompen
langs de kust?
A
Irrigatie
B
Condensatie
C
Infiltratie
D
Verzilting

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

Wat is verzilting?
A
Het zoeter worden van de bodem
B
Het zouter worden van de bodem
C
Je weet wel, zilt
D
Het zouter maken van drinkwater, anders is het schadelijk

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions

Door afwatering zakt de bodem van veenpolders in, dat proces noem je
A
verklinking
B
verstening
C
inklinking
D
instening

Slide 43 - Quiz

This item has no instructions

Hoe noem je het proces van bodemdaling in veenpolders?
A
inwinning
B
inwendig
C
instening
D
inklinking

Slide 44 - Quiz

This item has no instructions

Door inklinking wordt het effect van zeespiegelstijging vergroot.
A
waar
B
niet waar

Slide 45 - Quiz

This item has no instructions

Wat verandert er aan de watersituatie in een gebied met veel ontbossing?
A
De infiltratie van regenwater neemt toe.
B
De hoeveelheid neerslag neemt toe.
C
De kans op verdroging van de grond neemt toe.
D
De kans op overstromingen neemt af.

Slide 46 - Quiz

This item has no instructions

Klimaatverandering is het ergst voor
A
Arme landen
B
Rijke landen
C
Iedereen

Slide 47 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het doel van het akkoord van Parijs?
A
De opwarming van de aarde moet beperkt blijven tot 2 C.
B
De temperatuur op aarde moet 2 C naar beneden.
C
Het klimaat moet extremer worden.
D
Er mogen geen broeikasgassen meer in de lucht zitten.

Slide 48 - Quiz

This item has no instructions

Energie uit hernieuwbare energiebronnen zoals water, wind en zon
A
Duurzame ontwikkeling
B
Fossiele energiebron
C
Duurzame energie
D
Broeikaseffect

Slide 49 - Quiz

This item has no instructions

Hieronder zie je zes voorbeelden van fossiele en duurzame energiebronnen. Herken jij ze? Zet ze bij het juiste rijtje
Fossiele energie
Duurzame energie

Slide 50 - Drag question

This item has no instructions

tijd over?
quizlet 

Slide 51 - Slide

This item has no instructions

Slide 52 - Link

This item has no instructions