Woordsoorten

Wat gaan we doen?
1. cijfers berekenen oefentoets
2. nieuw onderdeel: grammatica woordsoorten 

Nodig: LessonUp 

Tijdens de studieles hoef je niet in te bellen 
1 / 38
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wat gaan we doen?
1. cijfers berekenen oefentoets
2. nieuw onderdeel: grammatica woordsoorten 

Nodig: LessonUp 

Tijdens de studieles hoef je niet in te bellen 

Slide 1 - Slide

Antwoorden oefentoets

Slide 2 - Open question

Werkwoorden 
  • Zelfstandig werkwoord 
  • Hulpwerkwoord 
  • Koppelwerkwoord

Slide 3 - Slide

Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

Slide 4 - Slide

Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
Doel:
  • Je kunt zelfstandige werkwoorden herkennen in een zin.
  • Je kunt hulpwerkwoorden herkennen in een zin.

Slide 5 - Slide

Wat denk je dat een zelfstandig werkwoord is?

Slide 6 - Mind map

Zelfstandig werkwoord (zww)
Een zelfstandig werkwoord (zww) kan in z'n eentje - zelfstandig dus - in een zin staan.
  • De geit eet.
  • De koe leeft.
  • De hond rent.
  • De kat bijt.

Slide 7 - Slide

Wat denk je dat een hulpwerkwoord is?

Slide 8 - Mind map

Hulpwerkwoord (hww)
Soms wordt het zelfstandig werkwoord een handje geholpen door een ander werkwoord. Zo'n werkwoord heet een hulpwerkwoord (hww). Het hulpwerkwoord kun je weglaten.
  • De geit heeft gegeten. (Het hulpwerkwoord maakt duidelijk dat de geit klaar is.)
  • De koe zal niet lang meer leven. (Het hulpwerkwoord vertelt iets over de toekomst.)
  • De hond wil rennen. (Het hulpwerkwoord vertelt iets extra's.)
  • De kat wordt gebeten. (Het hulpwerkwoord vertelt dat de kat niet zelf bijt.)

Slide 9 - Slide

Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik heb gegeten
heb = .....
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 10 - Quiz

Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik word bekeken
bekeken = .....
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 11 - Quiz

De politie heeft drugslabs ontmanteld in Brabant en Limburg.
A
heeft= hulpwerkwoord
B
ontmanteld=hulpwerkwoord

Slide 12 - Quiz

zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik heb gefietst
gefietst = .....
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 13 - Quiz

Ineke gaat naar de stad.
gaat = ?
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 14 - Quiz

Hij heeft die opdracht moeten maken. 
heeft

moeten

maken
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
hulpwerkwoord

Slide 15 - Drag question

Wij hadden misschien met dat project mee kunnen doen 
hadden

kunnen

meedoen
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
hulpwerkwoord

Slide 16 - Drag question

Zij zou wel een nieuwe jas willen kopen
zou

willen

kopen
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
hulpwerkwoord

Slide 17 - Drag question

Noteer alle werkwoorden van de zin:
Els wil graag een keer gaan bungeejumpen.
timer
0:30

Slide 18 - Open question

Wat is het zelfstandige werkwoord van de zin:
Els wil graag een keer gaan bungeejumpen.

Slide 19 - Open question

Noteer alle werkwoorden van de zin:
Had je mijn fietssleutel niet beter in je portemonnee kunnen bewaren?

Slide 20 - Open question

Wat is het zelfstandige werkwoord van de zin:
Had je mijn fietssleutel niet beter in je portemonnee kunnen bewaren?

Slide 21 - Open question

Wat is het zww van deze zin?
Op koningsdag vieren wij in Nederland de verjaardag van de koning.

Slide 22 - Open question

Noteer het zww van de zin.
Op koningsdag vieren wij in Nederland de verjaardag van de koning.

Slide 23 - Open question

Noteer het hulpwerkwoord
Hij heeft een milkshake gemaakt.

Slide 24 - Open question

Wat is het hulpwerkwoord uit de volgende zin? Sanne wilde graag haar moeder helpen.

Slide 25 - Open question

Maak een zin waarbij 'trainen' het zelfstandig werkwoord is.

Slide 26 - Open question

Maak een zin waarin 'hebben' het hulpwerkwoord is.

Slide 27 - Open question

Maak een zin met één
hulpwerkwoord en
een zelfstandig werkwoord.

Slide 28 - Open question

Huiswerk
Maak opdracht 1 op blz. 120 

Klaar? 
Lees de theorie door en probeer opdracht 2 te maken 

Slide 29 - Slide

Nederlands 
Nakijken opdracht 1
Theorie koppelwerkwoord (video uitleg)
Maak opdracht 2 t/m 4

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Link

Aan de slag
Maak opdracht 2 t/m 4 (alleen vraag 1 bij opdracht 4)

Klaar?
  • Maak de startopdracht op blz. 124
  • Theorie lezen blz. 124
  • Maak opdracht 1 t/m 3 (blz. 124 en 125)

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Grammatica afronden
Woordsoorten 
hulpwerkwoord, koppelwerkwoord, zelfstandig werkwoord 

Slide 35 - Slide

Aan de slag (in tweetallen)
1. Opdracht 4 vraag 2 blz. 121 
Wissel met een klasgenoot 
2. Maak een overzicht van alle tot nu toe geleerde woordsoorten 
3. Maak opdracht 6

Klaar? -> lezen
timer
25:00

Slide 36 - Slide

Vrijdag 23 april
1. Nakijken opdracht 6
2. Werken aan spelling 

Slide 37 - Slide

blz. 124 en 125 opdracht 1 t/m 4 en 6

Slide 38 - Open question