ZInsontleden HV2

Welkom
Groene tijd: Rustig gaan zitten.
Telefoon op stil en in je tas 
Pak je laptop en ga naar lesson up

Oranje tijd: Herhalen grammatica klassikaal

Blauwe tijd: afsluiten

1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1-3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Welkom
Groene tijd: Rustig gaan zitten.
Telefoon op stil en in je tas 
Pak je laptop en ga naar lesson up

Oranje tijd: Herhalen grammatica klassikaal

Blauwe tijd: afsluiten

Slide 1 - Slide

Waarom grammatica? Kijk eerst naar het volgende filmpje...

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Persoonsvorm (pv)
De persoonsvorm van een zin vind je door de zin vragend te maken, in een andere tijd te zetten of het aantal te veranderen.
Mijn moeder heeft lekker gekookt.
Heeft mijn moeder gisteren lekker gekookt?
Mijn moeder had lekker gekookt.
Mijn moeders hebben lekker gekookt.
pv: heeft 

Slide 4 - Slide

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Elke vrijdagavond hang ik lekker op de bank
A
ik
B
hang
C
op de bank
D
elke vrijdagavond

Slide 5 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Sturen jullie ook altijd verjaardagskaarten?
A
jullie
B
verjaardagskaarten
C
Sturen
D
altijd

Slide 6 - Quiz

Onderwerp (o)
Door de vraag te stellen: wie of wat + persoonsvorm? Wie of wat heeft? ...
 Door de persoonsvorm van getal te veranderen: van het enkelvoud naar het meervoud of andersom. 
De jongen heeft geleerd.
Wie heeft geleerd?
De jongens hebben geleerd.

(o) De jongen



Slide 7 - Slide

Wat is het onderwerp in de volgende zin:

Hebben Anouk en Wendy de opdracht nog niet gemaakt?
A
Anouk en Wendy
B
Hebben
C
de opdracht
D
gemaakt

Slide 8 - Quiz

Wat is het onderwerp in de volgende zin:

Gisteravond hebben veel mensen naar het nieuwe programma gekeken.
timer
0:20
A
gisteravond
B
hebben
C
gekeken
D
veel mensen

Slide 9 - Quiz

Werkwoordelijk gezegde (wwg)
Dat zijn alle werkwoorden in een zin.
Als er maar één werkwoord in de zin staat dan is de pv ook een wwg.
 

Slide 10 - Slide

Wat is in de onderstaande zin het werkwoordelijk gezegde?

Het publiek moest lang op de huldiging wachten.
timer
0:30
A
moest
B
wachten
C
moest wachten
D
de huldiging

Slide 11 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de onderstaande zin?

De komende jaren zal de temperatuur stijgen.
timer
0:25
A
zal
B
stijgen
C
zal gaan stijgen
D
zal stijgen

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Video

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:

Gisteravond hebben mijn zus en ik een appeltaart gemaakt.
A
gisteravond
B
mijn zus en ik
C
gemaakt
D
een appeltaart

Slide 14 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp (lv) in de volgende zin:

Onder de tafel heeft mijn vader een cadeautje verstopt voor mijn neefje.
timer
0:25
A
onder de tafel
B
mijn vader
C
een cadeautje
D
voor mijn neefje

Slide 15 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
Mijn hond heeft mijn sok opgegeten.
timer
0:30
A
Mijn hond
B
mijn sok
C
heeft opgegeten
D
Weet niet

Slide 16 - Quiz

Meewerkend voorwerp

Slide 17 - Slide

Wat is het meewerkend voorwerp (mv) in de volgende zin:
De kassière geeft aan de vriendelijke klant de spaarzegels.
timer
0:30
A
de spaarzegels
B
aan de vriendelijke klant
C
de vriendelijke klant
D
de kassière

Slide 18 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:
Volgende week ga ik voor mijn vrienden een zak snoep kopen
timer
0:35
A
volgende week
B
een zak snoep
C
ga kopen
D
voor mijn vrienden

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Video

Wat is het bijwoordelijke bepaling (bwp) in de volgende zin:
De tuinman geeft in de tuin de pas geplante bloemen water.
A
in de tuin
B
geeft
C
de tuinman
D
de pas geplante bloemen

Slide 21 - Quiz

Wat is het bijwoordelijke bepaling in de volgende zin:
Tussen de bomen hangt de kleurrijke hangmat.
A
de kleurrijke hangmat
B
hangt
C
tussen de bomen
D
is er niet

Slide 22 - Quiz

Goed gedaan

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Was dit een leuke manier van oefenen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll