Het meewerkend voorwerp vinden:
Jan | heeft | Pim | vorige week | z'n boek | geleend.
1. Persoonsvorm vinden: heeft
2. Onderwerp vinden: Jan
3. Werkwoordelijk gezegde vinden: heeft geleend
4.Lijdend voorwerp vinden: z'n boek
5. Meewerkend voorwerp vinden: Stel de vraag Aan/Voor wie + wg + ow + lv:
Aan wie heeft Jan vorige week z'n boek geleend? > Pim