Beschrijft in één woord of in enkele woorden waarover een tekst gaat.
Slide 2 - Slide
Hoofdgedachte van de tekst
Wat zegt de schrijver over het onderwerp?
Bekijk de titel.
Lees de eerste alinea.
Lees de kernzinnen van de alinea's.
Lees het slot.
Slide 3 - Slide
Let op!
Op je examen wordt er vaak gevraagd naar de hoofdgedachte van de tekst.
Lees de meerkeuzevragen goed. Sommige antwoorden gaan over een gedeelte van de tekst.
Slide 4 - Slide
Indeling van een tekst
Titel Inleiding MIddenstuk - kern van de tekst Slot
Slide 5 - Slide
Functies van de inleiding
Inleiding
Onderwerp van de tekst introduceren.
Aandacht trekken.
Slide 6 - Slide
Inleiding - verschillende manieren
De schrijver probeert in de inleiding het onderwerp te introduceren en om de aandacht van de lezer trekken.
Hoe kan een schrijver dat doen?
Onderwerp noemen, belangrijke vraag stellen, anekdote vertellen (leuk verhaaltje) of een persoonlijke ervaring vertellen. Ook kan de schrijver bijvoorbeeld de aanleiding noemen. Dus: waarom schrijft hij deze tekst eigenlijk?
Slide 7 - Slide
Functies van het slot
Let op: hoofdgedachte van de tekst staat vaak in het slot.
Conclusie geven.
Samenvatting geven van de tekst.
Advies geven.
Waarschuwing geven.
Oproep doen.
Slide 8 - Slide
vragen over verbanden
Het is handig om de signaalwoorden uit je hoofd te leren.
Je herkent dan de verbanden van de tekst.
Slide 9 - Slide
Signaalwoorden
Slide 10 - Slide
Schrijfdoelen
Een schrijver van een tekst heeft altijd een bepaalde bedoeling met zijn tekst.
Slide 11 - Slide
Schrijfdoelen
Informeren;
Instructie geven;
Overtuigen;
Activeren;
Amuseren (vermaken);
Gevoelens oproepen.
Slide 12 - Slide
Tekstsoort
Vaak kun je het doel van een tekst ontdekken door te herkennen wat voor tekstsoort het is.