This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Herhaling Wat is maatschappijleer?
Slide 1 - Slide
Bij dilemma’s gaat het altijd om keuzes van de overheid.
A
juist
B
onjuist
Slide 2 - Quiz
Als jij een sportblessure oploopt, is dat een persoonlijk probleem; als duizenden mensen gezondheidsklachten hebben vanwege smog is er sprake van een maatschappelijk vraagstuk.
A
juist
B
onjuist
Slide 3 - Quiz
Een maatschappelijk vraagstuk is meestal ook een politiek probleem, omdat de overheid er meestal een rol in heeft.
A
juist
B
onjuist
Slide 4 - Quiz
Je belangen worden in grote mate bepaald door je maatschappelijke positie.
A
juist
B
onjuist
Slide 5 - Quiz
Bij een maatschappelijk vraagstuk is er altijd sprake van verschillende meningen.
A
juist
B
onjuist
Slide 6 - Quiz
Vrijheid, eerlijkheid en rijkdom zijn voorbeelden van normen.
A
juist
B
onjuist
Slide 7 - Quiz
Waarden zijn persoonlijk, normen gelden voor iedereen.
A
juist
B
onjuist
Slide 8 - Quiz
Kennis, beroep, aantal en geweld zijn machtsmiddelen.
A
juist
B
onjuist
Slide 9 - Quiz
Hoe welvarender een land, hoe meer sociale cohesie.
A
juist
B
onjuist
Slide 10 - Quiz
Sociale ongelijkheid is het gevolg van sociale cohesie.
A
juist
B
onjuist
Slide 11 - Quiz
Wanneer meningen als feiten worden gepresenteerd, is er geen sprake van een betrouwbare bron.
A
juist
B
onjuist
Slide 12 - Quiz
Het is moeilijk om objectief waar te nemen, omdat iedereen een eigen referentiekader heeft.
A
juist
B
onjuist
Slide 13 - Quiz
Algoritmes kunnen ervoor zorgen dat je in een filterbubbel terechtkomt.
A
juist
B
onjuist
Slide 14 - Quiz
Iemand die selectief waarneemt, sluit zich af voor communicatie.
A
juist
B
onjuist
Slide 15 - Quiz
Manipulatie betekent dat er langdurig, systematisch en dwingend eenzijdige meningen worden opgedrongen.
A
juist
B
onjuist
Slide 16 - Quiz
De uitspraak “Die vrouw lijkt me een dom blondje” is een voorbeeld van een vooroordeel.
A
juist
B
onjuist
Slide 17 - Quiz
‘Daarom’, ‘dus’ en ‘want’ zijn voorbeelden van verbindingswoorden tussen je feit en je argument.
A
juist
B
onjuist
Slide 18 - Quiz
Als er meer politie op straat aanwezig is, daalt de criminaliteit” is een voorbeeld van een oorzaak- gevolgredenering