This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Welkom!
Slide 1 - Slide
Wat ga je leren vandaag?
Aan het einde van deze les
Kun je bepalen of een argumentatiestructuur enkelvoudig, onderschikkend of nevenschikkend is.
Herken je een standpunt van twijfel, positief standpunt en negatief standpunt
Slide 2 - Slide
Het openbaar vervoer moet goedkoper worden. Hierdoor zullen de files afnemen. Welke argumentatiestructuur herken je?
A
Enkelvoudige argumentatie
B
Nevenschikkende argumentatie
C
Onderschikkende argumentatie
Slide 3 - Quiz
Het openbaar vervoer moet goedkoper worden. Hierdoor zullen de files afnemen. Bovendien is het beter voor het milieu. Welke argumentatiestructuur herken je?
A
Enkelvoudige argumentatie
B
Nevenschikkende argumentatie
C
Onderschikkende argumentatie
Slide 4 - Quiz
'Hij weet nog niet of hij kiest voor de schaatsploeg van Beslist.nl of Activia.' Wat voor soort standpunt herken je?
A
Positief standpunt
B
Negatief standpunt
C
Standpunt van twijfel
Slide 5 - Quiz
'Dat solo-optreden van Jett Rebel in de Oude Kerk in lijkt me echt iets voor jou. ' Wat voor soort standpunt herken je?
A
Positief standpunt
B
Negatief standpunt
C
Standpunt van twijfel
Slide 6 - Quiz
'Dieselauto’s van 15 jaar en ouder zouden niet alleen in het centrum van Utrecht verboden moeten worden. ' Wat voor soort standpunt herken je?
A
Positief standpunt
B
Negatief standpunt
C
Standpunt van twijfel
Slide 7 - Quiz
'Ik vind dat de regering geen goed milieubeleid voert, want er staan nog veel te weinig windmolens in Nederland.' Wat is het standpunt?
A
Ik vind dat de regering geen goed milieubeleid voert
B
Er staan nog veel te weinig windmolens in Nederland
Slide 8 - Quiz
Wat is het verschil tussen een tegenargument en een weerlegging?
Slide 9 - Open question
De kans is groot dat ze je na je overlijden als orgaandonor zullen gebruiken (standpunt); ze zitten immers te springen om donororganen (argument). Slechts één op de vijfduizend overledenen wordt gebruikt als orgaandonor (?) De laatste zin is een...
A
Feitelijk argument
B
Tegenargument
C
Waarderend argument
D
Weerlegging
Slide 10 - Quiz
Aan welke signaalwoorden kun je een standpunt herkennen?
Slide 11 - Open question
Slide 12 - Slide
Jullie zagen zojuist een afbeelding. Welke drogreden herken je in deze afbeelding?
A
Vertekenen van het standpunt
B
Vals dilemma
C
Bespelen van het publiek
D
Cirkelredenering
Slide 13 - Quiz
'Computergames kunnen een slechte invloed hebben op studieresultaten. Kijk maar naar mijn broertje: door de games komt hij niet meer aan zijn huiswerk toe.' Welk argumentatieschema herken je?
A
Voorbeelden
B
Kenmerk of eigenschap
C
Autoriteit
D
Oorzaak-gevolg
Slide 14 - Quiz
'Natuurlijk is hij tegen de bio-industrie: hij is een vegetariër.' Welk argumentatieschema herken je?
A
Voorbeelden
B
Kenmerk of eigenschap
C
Vergelijking
D
Oorzaak-gevolg
Slide 15 - Quiz
'Hoe kan je nou denken dat je een goed cijfer gaat halen? Je bent gisteren pas begonnen met leren.' Welk argumentatieschema herken je?
A
Voorbeelden
B
Voor- en nadelen
C
Vergelijking
D
Oorzaak-gevolg
Slide 16 - Quiz
'Sommige planken zijn verrot. Je kunt de schimmel erop zien zitten. Bovendien zijn de bovenste planken verkleurd, omdat de zon de vorige zomer erg hard heeft geschenen. Daarom kunnen we de schutting net zo goed helemaal vervangen.' Welke argumentatiestructuur herken je?
A
Onderschikkende argumentatie
B
Nevenschikkende argumentatie
C
Combinatie nevenschikkend en onderschikkend
D
Enkelvoudige argumentatie
Slide 17 - Quiz
'Je kunt wel zien dat Joris' ouders veel geld verdienen: hun huis in Nederland staat vol met designmeubelen en ze hebben ook nog een chalet in Zwitserland' Welke argumentatiestructuur herken je?
A
Onderschikkende argumentatie
B
Nevenschikkende argumentatie
C
Combinatie onderschikkend en nevenschikkend
D
Enkelvoudige argumentatie
Slide 18 - Quiz
'Jij gaat in je eentje op vakantie? Dus jij gaat hele dagen alleen op een hotelkamer doorbrengen?' Welke drogreden herken je?
A
Vertekenen van het standpunt
B
Overdrijven voor- nadelen
C
Vals dilemma
D
Persoonlijke aanval
Slide 19 - Quiz
Welke drogredenen zijn niet gerelateerd aan het verkeerd toepassen van een argumentatieschema?