Diagnostische toets argumentatie 5H

Welkom h4!
Zet je laptop vast klaar.
1 / 41
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom h4!
Zet je laptop vast klaar.

Slide 1 - Slide

Vandaag
Herhaling:
- argumentatieschema's
- argumentatiestructuren
- standpunt, argument, subargument

Slide 2 - Slide

Standpunt, argument of subargument

Slide 3 - Slide

1. Stuk tussen haakjes: standpunt, argument of subargument?
Kunstbloemen zijn handig, (want je hoeft ze niet te verzorgen.) Je moet ze toch afstoffen? Dit is twee minuten per jaar, verzorgen moet elke week.
A
standpunt
B
argument
C
subargument

Slide 4 - Quiz

2. Stuk tussen haakjes: standpunt, argument of subargument?

De zonnebrand van Niveau is de beste, want deze crème biedt de beste bescherming. (Dit heeft een onderzoek van de Consumentenbond uitgewezen). Nou, ik vind hun crème veel te vettig en niet prettig om op te smeren.
A
standpunt
B
argument
C
subargument

Slide 5 - Quiz

3. Stuk tussen haakjes: standpunt, argument of subargument?

Skiën is een gevaarlijke sport, want er gebeuren jaarlijks veel ongelukken mee. (Zo zijn vijf van mijn vrienden de afgelopen twee jaar met verwondingen in het ziekenhuis beland.)
A
standpunt
B
argument
C
subargument

Slide 6 - Quiz

4. Stuk tussen haakjes: standpunt, argument of subargument?

(We moeten een kort pittig kapsel nemen bij de kapper,) want dat is frisser voor de zomer. Ik vind zo`n kapsel geen gezicht hoor.
A
standpunt
B
argument
C
subargument

Slide 7 - Quiz

5. Stuk tussen haakjes: standpunt, argument of subargument?

Sandra luistert goed en is erg sociaal. (Ze is echt een topper. )
A
standpunt
B
argument
C
subargument

Slide 8 - Quiz

6. Stuk tussen haakjes: standpunt, argument of subargument?

(We moeten een nieuwe kast kopen.) We kunnen onze spullen niet meer kwijt. Dat is zonde van jullie mooie oude kast.
A
standpunt
B
argument
C
subargument

Slide 9 - Quiz

Tegenargument of weerlegging? 

Slide 10 - Slide

1. Deel tussen haakjes tegenargument of weerlegging?

Vrouwen rijden beter dan mannen. Dat is niet waar, want mannen kunnen beter parkeren. (Uit onderzoek blijkt juist dat vrouwen beter kunnen parkeren. )
A
Tegenargument
B
Weerlegging

Slide 11 - Quiz

2. Deel tussen haakjes tegenargument of weerlegging?

Je hebt het werkstuk verpest. Jouw deel was veel te bondig. (Dat slaat nergens op, want we hebben een 8 gekregen.)
A
Tegenargument
B
Weerlegging

Slide 12 - Quiz

3. Deel tussen haakjes tegenargument of weerlegging?

Kinderen in Afrika hebben geen honger, want ze hebben dikke buikjes. (Ze hebben juist dikke buiken door de honger.)
A
Tegenargument
B
Weerlegging

Slide 13 - Quiz

4. Deel tussen haakjes tegenargument of weerlegging?

Die kast wil niet open. Dat is gek, (ik heb net de jam er nog uitgehaald. )
A
Tegenargument
B
Weerlegging

Slide 14 - Quiz

5. Deel tussen haakjes tegenargument of weerlegging?

Je kunt beter met het vliegtuig naar Frankrijk, dat is veel comfortabeler. Ik rijd in een Ferrari, dus dat is super comfortabel. (In het vliegtuig heb je meer beenruimte dan in je Ferrari. )
A
Tegenargument
B
Weerlegging

Slide 15 - Quiz

6. Deel tussen haakjes tegenargument of weerlegging?

Ik ga het shirt wel kopen, want het kleedt mooi af. (Ik vind je er juist dik in lijken.)
A
Tegenargument
B
Weerlegging

Slide 16 - Quiz

7. Deel tussen haakjes tegenargument of weerlegging?

Kerst mogen we dit jaar wel overslaan. Al die cadeaus, opsmuk en voor wat? (Kerst kun je niet missen), dan moet je je vrije dagen ook inleveren.
A
Tegenargument
B
Weerlegging

Slide 17 - Quiz

Argumentatieschema`s

Slide 18 - Slide

1. Welk argumentatieschema?

Vrouwen hebben na de bevalling langer begeleiding nodig van verloskundigen. Victor Pop, hoogleraar Psychologie en gezondheid aan de Universiteit van Tilburg wil de begeleidingstijd verlengen tot negen maanden na de bevalling.
A
Kenmerk-eigenschap
B
Oorzaak-gevolg
C
Voor- en nadelen
D
Gezaghebbende bron

Slide 19 - Quiz

2. Welk argumentatieschema?

Rijke Nederlanders kiezen vooral voor luxe badgenot. Een compleet badhuis in een Sixtijnse kapelachtige ruimte, dompelbaden en sauna`s van eikenhout, een sneeuwgrot; thermenbedrijf VSB krijgt allerlei verzoeken van particulieren.
A
Kenmerk-eigenschap
B
Voor- en nadelen
C
Voorbeelden
D
Vergelijking

Slide 20 - Quiz

3. Welk argumentatieschema?

De nieuwste film van Orlando Bloom valt erg tegen. Het verhaal is onwaarschijnlijk en moeilijk te volgen.
A
Kenmerk-eigenschap
B
Voor- en nadelen
C
Voorbeelden
D
Vergelijking

Slide 21 - Quiz

4. Welk argumentatieschema?

In deze tijd van recessie zal ons bedrijf over moeten gaan op een computergestuurde telefoonbeantwoorder. Het apparaat is minder klantvriendelijk, maar zal zeker een grote besparing aan arbeidskosten opleveren.
A
Kenmerk-eigenschap
B
Voor- en nadelen
C
Voorbeelden
D
Oorzaak-gevolg

Slide 22 - Quiz

5. Welk argumentatieschema?

Het leerlingoverleg met de directie over de zelfstudie-uren zal wel niets opleveren. Het vorige overleg over een spijbelstrippenkaart was ook waardeloos.
A
Kenmerk-eigenschap
B
Voor- en nadelen
C
Voorbeelden
D
Vergelijking

Slide 23 - Quiz

6. Welk argumentatieschema?

Willem is op verschillende gebieden erg talentvol. Hij zal vast arrogant zijn.
A
Kenmerk-eigenschap
B
Voor- en nadelen
C
Voorbeelden
D
Vergelijking

Slide 24 - Quiz

7. Welk argumentatieschema?

Er gebeurt niets verrassends in dit boek. Ik raad het je dan ook niet aan.
A
Kenmerk-eigenschap
B
Oorzaak-gevolg
C
Voor- en nadelen
D
Vergelijking

Slide 25 - Quiz

8. Welk argumentatieschema?

Je moet echt stoppen met roken: je kunt er longkanker van krijgen.
A
Kenmerk-eigenschap
B
Oorzaak-gevolg
C
Voor- en nadelen
D
Vergelijking

Slide 26 - Quiz

9. Welk argumentatieschema?

Wat voor argumentatie hoort bij deze redenering: 'Natuurlijk mag je het woord epibreren neerleggen bij Scrabble. Het staat immers in Van Dale.' Argumentatie op basis van....
A
Gezaghebbende bron
B
Voor- en nadelen
C
Voorbeeld
D
Vergelijking

Slide 27 - Quiz

10. Welk argumentatieschema?

Als je alcohol drinkt, kun je goed oud worden en lang plezier hebben. Mijn opa is 82 en die ouwe is nog heel kras en drinkt elke dag een halve liter jenever
A
Kenmerk-eigenschap
B
Oorzaak-gevolg
C
Vergelijking
D
Voorbeelden

Slide 28 - Quiz

Argumentatiestructuren

Slide 29 - Slide

1. Welke argumentatiestructuur herken je in de volgende argumentatie:

Mijn vriendinnen kunnen helaas niet meer naar dat optreden. Lieve had al andere plannen en Tanja voelt zich niet zo lekker.
A
Enkelvoudige argumentatie
B
Onderschikkende argumentatie
C
Onafhankelijke nevenschikkende argumentatie
D
Afhankelijke nevenschikkende argumentatie

Slide 30 - Quiz

2. Bij welke argumentatiestructuur hoort deze zin?
Opstappen op een herenfiets is moeilijker dan op een damesfiets. Voor de stevigheid van het frame is de stang op de herenfiets niet meer nodig. De klassieke herenfiets zal daarom langzaam maar zeker verdwijnen.
A
enkelvoudige argumentatie
B
onderschikkende argumentatie
C
Nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumenten​
D
Nevenschikkende argumentatie met onafhankelijke argumenten​

Slide 31 - Quiz

3. Welke argumentatiestructuur herken je in de volgende zin.

Mijn zusje is het meest geschikt voor de baan in de boekwinkel, want zij heeft heel veel boekenkennis en is sociaal.
A
enkelvoudige argumentatie
B
afhankelijke nevenschikkende argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
onafhankelijke nevenschikkende argumentatie

Slide 32 - Quiz

4. Kies de juiste argumentatiestructuur.
Leerlingen moeten op school hun huiswerk onder begeleiding kunnen maken. Leerlingen zullen dan hogere cijfers halen. Dat blijkt wel uit onderzoek.
A
enkelvoudige argumentatie
B
onderschikkende argumentatie
C
nevenschikkende argumentatie (onafhankelijk)
D
nevenschikkende argumentatie (afhankelijk)

Slide 33 - Quiz

5. Wat is de argumentatiestructuur?
De meeste leerlingen van mijn klas willen nu eenmaal bowlen, dus ik ga me daar niet tegen verzetten. Het is bovendien goedkoper dan paintballen en karten en we kunnen bij de bowlingbaan vrij goedkoop eten.
A
Enkelvoudige argumentatie
B
Onderschikkende argumentatie
C
Afhankelijke nevenschikkende argumentatie
D
Onafhankelijke nevenschikkende argumentatie

Slide 34 - Quiz

6. Van welke argumentatiestructuur is hier sprake?

'Een kippenpootje van de barbecue kan je niet afwijzen, ook al heb je er al drie achter de kiezen. Doe mij er dus nog maar eentje.'
A
Enkelvoudige structuur
B
Onafhankelijke nevenschikkende structuur
C
Onderschikkende structuur
D
Afhankelijke nevenschikkende structuur

Slide 35 - Quiz

7. Van welke argumentatiestructuur is hier sprake?

'In het zuiden van Nederland heeft het enorm geregend. In het noorden kwamen er zelfs nog windvlagen vanaf de Noordzee bij. En bij de Duitse grens schijnt het zelfs geonweerd te hebben. Het was gewoon overal rotweer.'
A
Enkelvoudige structuur
B
Afhankelijke nevenschikkende structuur
C
Onderschikkende structuur
D
Onfhankelijke nevenschikkende structuur

Slide 36 - Quiz

8. Welke argumentatiestructuur?

Je kunt wel zien dat Joris’ ouders veel geld verdienen: hun huis in Nederland staat vol designmeubelen en ze hebben ook nog een chalet in Zwitserland.
A
Enkelvoudige argumentatie
B
Afhankelijke nevenschikkende argumentatie
C
Onderschikkende argumentatie
D
Onafhankelijke nevenschikkende argumentatie

Slide 37 - Quiz


9. Welke argumentatiestructuur wordt in de tekst gebruikt? 
A
nevenschikkend - onafhankelijk
B
nevenschikkend - afhankelijk
C
onderschikkend
D
onder- en nevenschikkend

Slide 38 - Quiz


10. Welke argumentatiestructuur wordt in de tekst gebruikt? 
A
nevenschikkend - onafhankelijk
B
nevenschikkend - afhankelijk
C
onderschikkend
D
onder- en nevenschikkend

Slide 39 - Quiz

11. Welke argumentatiestructuur?
'Sommige planken zijn verrot. Je kunt de schimmel erop zien zitten. Bovendien zijn de bovenste planken verkleurd, omdat de zon de vorige zomer erg hard heeft geschenen. Daarom kunnen we de schutting net zo goed helemaal vervangen.' Welke argumentatiestructuur herken je?
A
Onderschikkende argumentatie
B
Nevenschikkende argumentatie
C
Combinatie nevenschikkend en onderschikkend
D
Enkelvoudige argumentatie

Slide 40 - Quiz

De toets ging:
A
Super
B
Goed
C
Redelijk
D
Niet goed

Slide 41 - Quiz