18.3 enzymwerking 20242025

1 / 35
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

18.3 Enzymwerking

Slide 2 - Slide

Vorige les:
Welke bewering is NIET waar?
A
Celmembranen bevatten eiwitten
B
Insuline is een peptidehormoon
C
Voor het maken van een peptidebinding is water nodig
D
Hemoglobine bestaat uit 4 polypeptideketens

Slide 3 - Quiz






Maak nu casus 23 : prionen

timer
2:00

Slide 4 - Slide

Wat weet je van enzymen?

Slide 5 - Open question

Deze les:
* uitleg over eigenschappen van enzymen

Leerdoelen:
6. Je legt uit hoe enzymen chemische reacties  beinvloeden
7. Je legt uit welke factoren de snelheid van enzymreacties beinvloeden.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Enzymen
Enzym
Substraat
Actieve centrum
Enzymsubstraatcomplex
Product
Enzym

Slide 9 - Slide

Eigenschappen enzymen
* Biokatalysator
* Niet verbruikt.
* Eiwit met soms een co-enzym (metaalion , vitamine)
* Werking hangt o.a. af van pH, temperatuur, substraatconcentratie, enzymconcentratie
* Naam: naam van substraat + - ase

Slide 10 - Slide

Eigenschappen
Reactiespecifiek
Substraatspecifiek

Door ruimtelijke vorm van enzym: tijdelijke binding substraat en enzym op actief centrum (active site)

Slide 11 - Slide

Actieve centrum van enzym
Soms is er een co-factor nodig. Deze zit niet op de active site
Anorganisch bv Mg ion of Zn ion
Organisch bv vitamine (co-enzym)

Slide 12 - Slide

‘Slot-sleutel’ en ‘induced-fit’

Slide 13 - Slide

Verlagen van de activeringsenergie

Slide 14 - Slide

Verlagen van de activeringsenergie

Slide 15 - Slide

Bedenk een metafoor voor 'activeringsenergie'

Slide 16 - Open question

Welke bewering(en) klopt (kloppen) voor een enzym en een katalysator zoals platina
A
ze worden niet opgebruikt in de reactie
B
ze zijn reactiespecifiek
C
ze versnellen de reactie
D
ze kunnen denatureren

Slide 17 - Quiz

Aan de slag (eventjes)
Maak van 18.3 vraag 25 t/m 31
Je mag samenwerken
Binas 
Je mag fluisteren
Hulp nodig? Vraag!
Nabespreken vraag 29
timer
10:00

Slide 18 - Slide

Vanmiddag
18.3 Enzymremming en nog even opgaven oefenen


Slide 19 - Slide

Voor de teruggang van de koraalriffen worden diverse oorzaken genoemd. Door het broeikaseffect is de temperatuur van het water hoger dan de optimumtemperatuur. De verstoring van de fotosynthese zou veroorzaakt kunnen worden doordat de betrokken enzymen niet meer optimaal werken. Waardoor vermindert enzymwerking als de temperatuur hoger is dan de optimumtemperatuur?
A
omdat enzymen dan minder snel werken
B
omdat je enzymen altijd moet bewaren bij -20 graden
C
omdat er meer enzymen denatureren bij hogere temperatuur
D
omdat enzymen alleen werken bij de optimumtemperatuur

Slide 20 - Quiz

Hoe is Enzymactiviteit afhankelijk van de substraatconcentratie?

Slide 21 - Slide

Hoe is Enzymactiviteit afhankelijk van de enzymconcentratie?

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Enzymwerking en temperatuur

Slide 24 - Slide

Enzymwerking en temperatuur
Denatureren: secundaire en tertiaire structuur verdwijnen. 
Irreversibel

('gebakken-eitjes-effect')
 

Slide 25 - Slide

Enzymwerking en pH
Secundaire en tertiaire structuur verandert bij niet-optimale pH

Reversibel

Slide 26 - Slide

Opdracht 
Adri en Eduard voegen bij een experiment met enzymen in twee buizen een even grote hoeveelheid substraat toe. Aan buis 1 voegen ze een hoeveelheid enzym toe met zoveel remstof (die de ruimtelijke structuur van de enzymmoleculen verandert) dat alle enzymmoleculen onwerkzaam zijn. Aan buis 2 voegen ze evenveel enzym en evenveel remstof (met eenzelfde ruimtelijke structuur als het substraat) toe. Ze bepalen de mate van omzetting van het substraat.
Hierna voegen ze aan beide buizen een grote overmaat aan substraat toe.

Welk verschil tussen beide buizen kunnen Adri en Eduard verwachten bij het toevoegen van een overmaat aan substraat? Leg je antwoord uit.

Slide 27 - Slide

Adri en Eduard kunnen het volgende verwachten.
A
Buis 1: Wel afname substraat Buis 2: geen afname substraat
B
Buis 1: geen afname substraat Buis 2: geen afname substraat
C
Buis 1: Wel afname substraat Buis 2: Wel afname substraat
D
Buis 1: Geen afname substraat Buis 2: Wel afname substraat

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Slide

Enzymremmer 
Competitief

Niet competitief

Slide 30 - Slide

Enzymremmer
Allosterisch

of activatie

Slide 31 - Slide

Remming door het product

Slide 32 - Slide

Het schema toont een
voorbeeld van productremming.






Drie situaties in de cel, die invloed hebben op de hoeveelheid P3 die per tijdseenheid wordt geproduceerd, zijn:
I.   het verwijderen van P3 uit de cel,
II.  het toevoegen van P3 aan de cel,
III. omzetting van P3 in een andere stof die geen remstof van E1 is.

In welk of in welke van deze situaties neemt per tijdseenheid de productie van P3 toe?
-

Slide 33 - Slide

Aan de slag

Antwoord was in situatie 1 en 3

7. Je legt uit welke factoren de snelheid van enzymreacties beinvloeden.

Maak vraag 32 t/m 38 af

Slide 34 - Slide

Deze les:
* uitleg over eigenschappen van enzymen

Leerdoelen:
6. Je legt uit hoe enzymen chemische reacties  beinvloeden
7. Je legt uit welke factoren de snelheid van enzymreacties beinvloeden.

Slide 35 - Slide