1 BK Unit 2

Oefenen blz. 78 t/m 83 Unit 2
Klas 1 BK
1 / 47
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Oefenen blz. 78 t/m 83 Unit 2
Klas 1 BK

Slide 1 - Slide

Unit 2
Oefenen met woordjes, zinnen en grammatica

Slide 2 - Slide

Heb je al geleerd voor de toets?
A
Ja
B
Nee
C
Een beetje
D
Ik leer nooit

Slide 3 - Quiz

Dierentuin
A
Cinema
B
Zoo
C
Animalpark
D
Petshop

Slide 4 - Quiz

Opvallen
A
To stand out
B
Fall up
C
Upfellen
D
To stand

Slide 5 - Quiz

Passen bij
A
To fit
B
To pass
C
To get
D
To match

Slide 6 - Quiz

Openingstijden
A
Opening times
B
Opening days
C
Opening hours
D
Opening clock

Slide 7 - Quiz

Donderdag
A
Tuesday
B
Thursday
C
Thunderday
D
Wednesday

Slide 8 - Quiz

Mei
A
March
B
Mey
C
May
D
My

Slide 9 - Quiz

Fel
A
Fell
B
Light
C
Dark
D
Bright

Slide 10 - Quiz

Rok
A
Trousers
B
Skirt
C
Shirt
D
Boots

Slide 11 - Quiz

Maat
A
Size
B
Mate
C
Fit
D
Cut

Slide 12 - Quiz

Nogmaals
A
Another time
B
Over
C
Again
D
Male

Slide 13 - Quiz

Klokkijken!
Hoe zeg je in het Engels dat het half 2 is?
A
It is half to two.
B
It is half past two.
C
It is half past one.
D
It is one thirty o'clock.

Slide 14 - Quiz

Klokkijken!
Hoe zeg je in het Engels dat het vijf uur is?
A
It is five hours.
B
It is fifth the clock.
C
It is five the clock.
D
It is five o'clock.

Slide 15 - Quiz

Klokkijken!
Hoe zeg je in het Engels dat het half 11 is?
A
It is half to eleven.
B
It is half past eleven.
C
It is half past ten.
D
It is ten thirty o'clock.

Slide 16 - Quiz

Klokkijken!
Hoe zeg je in het Engels dat het kwart over is?

Slide 17 - Open question

Klokkijken!
Hoe zeg je in het Engels dat het kwart voor is?

Slide 18 - Open question

Klokkijken!
Hoe zeg je in het Engels dat het een heel uur is?

Slide 19 - Open question

Klokkijken!
Hoe zeg je in het Engels dat het half (uur) is?

Slide 20 - Open question

Je zegt have got bij
A
I, you, we, they
B
he, she, it

Slide 21 - Quiz

Je zegt has got bij
A
I, you, we, they
B
he, she, it

Slide 22 - Quiz

Vul de juiste vorm van 'have got' in:
... Jamie ... (have got) any tatoos?
A
Has Jaimy got
B
Have Jamie got
C
Has Jaimie
D
Have Jaimie

Slide 23 - Quiz

Vul de juiste vorm van 'have got' in:
My dad ... (have got) blue eyes.
A
haven't got
B
have got
C
hasn't got
D
has got

Slide 24 - Quiz

Vul de juiste vorm van 'have got' in:
They ... (not - have got) three sisters.
A
hasn't got
B
have got
C
haven't got
D
has got

Slide 25 - Quiz

Voor woorden die beginnen met een klinkerklank (a, e, o, i, etc.) gebruik je het Engelse lidwoord ...
A
a
B
an

Slide 26 - Quiz

Voor alle woorden die beginnen met een medeklinkerklank (b, c, d, f, g, etc.) gebruik je het Engelse lidwoord ...
A
a
B
an

Slide 27 - Quiz

Boring
A
Gedurfd
B
Begon
C
Saai
D
Bezig zijn

Slide 28 - Quiz

Striped
A
Strepen
B
Gestreept
C
Strip
D
Zebrapad

Slide 29 - Quiz

Raincoat
A
Paraplu
B
Regenpak
C
Regenlaarzen
D
Regenjas

Slide 30 - Quiz

Tank top
A
Hemdje
B
Legervoeruig
C
T-shirt
D
Kanon

Slide 31 - Quiz

Jumper
A
Paard
B
Trui
C
Springen
D
Broek

Slide 32 - Quiz

Often
A
Altijd
B
Vaak
C
Soms
D
Nooit

Slide 33 - Quiz

Late
A
Te laat
B
Laat
C
Laten
D
Lat

Slide 34 - Quiz

Colourful
A
Gekleurd
B
Kleuren
C
Kleurrijk
D
Inkleuren

Slide 35 - Quiz

Faded
A
Vervaagd
B
Zachtjes
C
Neergezet
D
Gedaan

Slide 36 - Quiz

Funfair
A
Attractiepark
B
Dierentuin
C
Bioscoop
D
Kermis

Slide 37 - Quiz

Village
A
Stad
B
Wijk
C
Dorp
D
Straat

Slide 38 - Quiz

Het is best klein

Slide 39 - Open question

Het is van glas

Slide 40 - Open question

Het lijkt op een paard

Slide 41 - Open question

Hoe laat is het?

Slide 42 - Open question

Het wordt al laat

Slide 43 - Open question

I don't get it. Can you help...?
A
You
B
Me
C
I
D
Her

Slide 44 - Quiz

There's Tommy, ... is always late.
A
He
B
She
C
We
D
I

Slide 45 - Quiz

Shaun is talking to Lizzy. I think he likes...
A
Hem
B
Us
C
Me
D
Her

Slide 46 - Quiz

We are lost. Can you help ... ?
A
Me
B
Him
C
Us
D
Them

Slide 47 - Quiz