This lesson contains 21 slides, with text slides.
Je kent de volgende begrippen en kunt deze in een bookbento over een gelezen boek duidelijk maken:
1. Genres
2. Vertelperspectief
3. Wisseling van tijd en plaats (en perspectief)
4. Bijfiguren
5. Samenvatting
Lees het boek.
Tip: Schrijf na elk hoofdstuk of deel van het boek een paar zinnen op waarin je vertelt waar het over gaat.
- In deze boeken is geschiedenis belangrijk.
- Vaak lees je in deze boeken over nieuwsgierige en leergierige personages van vroeger en over avontuur.
- Dit zijn realistische verhalen die spelen in de echte wereld, zoals jij die kent.
- Personages zouden echt kunnen zijn, gebeurtenissen zouden echt gebeurd kunnen zijn e.d.
- Het is voorstelbaar.
- Hier-en-nu kan humoristisch zijn, avontuurlijk, emotioneel, enzovoort.
- Bijvoorbeeld sprookjes.
- Verhalen over een oorlog (bijvoorbeeld als avontuur of als waarschuwing).
- Een verhaal dat zich altijd in de verre toekomst
afspeelt.
- In fantasyboeken wordt er altijd over een andere
wereld (eventueel naast de wereld die wij kennen) geschreven.
- In deze andere wereld kunnen andere wezens e.d. bestaan.
- Boeken met gedichten.
- Boeken met griezelverhalen.
Ik-vorm:
Als een verhaal een ik-persoon heeft, is het geschreven in de ik-vorm. Je weet wat de ik-persoon denkt en voelt.
Hij/zij-vorm:
Als er geen ik-persoon in het verhaal voorkomt, is het verhaal geschreven in de hij- of zij-vorm.
Een verhaal speelt zich af op een bepaalde plaats. Bijvoorbeeld in een ver land, een grote stad of misschien op een andere planeet.
Je leest over de omgeving, hoe de mensen met elkaar omgaan en wat hun leefgewoontes zijn.
Sommige verhalen zijn moeilijk te volgen, omdat er veel plaatswisselingen in voorkomen.
In een boek gebeurt dit vaak na een witregel of aan het begin van een nieuw hoofdstuk. Zo kan een hoofdpersoon van het ene op het andere moment op een andere plaats zijn.
Benoem de plaatsen en geef uitleg.
Noem drie plaatsen die voorkomen in het boek.
Maak van de zinnen die je al hebt geschreven een mooi stukje tekst waarin je schrijft waar het verhaal over gaat en welke belangrijke dingen er in het verhaal gebeuren. Je samenvatting moet minimaal 200 woorden tot 350 woorden tellen.
Vergeet niet:
- het begin van het verhaal
- het eind van het verhaal
Verdeel je samenvatting in alinea's
De belangrijkste informatie staat in de eerste zin van de alinea.
Je mag typen of schrijven.
Vouw de samenvatting in een envelopje en plak deze in je lapbook.
Zoek minimaal zes voorwerpen die belangrijk zijn voor het verhaal.
Leg je boek op tafel en leg deze voorwerpen om je boek heen. Maak een foto van het boek met de spullen.
Plak de foto in een Worddocument.
Geef bij ieder voorwerp aan waarom je het belangrijk vindt voor het verhaal.
Maak hele zinnen en leg duidelijk uit op welke manier het voorwerp in het verhaal voorkomt.
Vertel tot welk genre het boek behoort. Kies uit: hier-en-nu, historisch, oorlog, griezel, science-fiction, fantasie of fantasy. Leg uit waarom!
Vanuit welke perspectief is het boek geschreven? Kies uit ik-vorm of hij/zij-vorm. Geef een voorbeeld waaraan je dat ziet.
Plaatswisselingen
In welke plaatsen speelt het verhaal zich af?
Maak een samenvatting van het verhaal.
Wie de bijfiguren zijn.