Week 36 Nederlands 2M

Nederlands 2M week 36
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Nederlands 2M week 36

Slide 1 - Slide

Nieuwe week & nieuwe taak

Slide 2 - Slide

Plattegrond
Zie bord!

Slide 3 - Slide

Afspraken in de les



  • Je hebt je spullen op orde. Je hebt bij je: Nieuw Nederlands, een schrift, een leesboek, een agenda en pen/papier.
  • Spullen niet op orde: BV op Magister. 
  • Huiswerk niet op orde: HV op magister (ook als je huiswerk voor een deel af is).
  • Mobiele telefoons => in je tas!
  • Twee keer waarschuwen moet voldoende zijn! Zo niet, na de les bij de docent melden en dan maken we een afspraak hoe het in het vervolg beter kan in de les.

Slide 4 - Slide

Week 36  - 5 september t/m 
9 september 2022
  • Inleveren huiswerk weektaak. Komt op magister: 6 september 
  • bziwb - code LessonUp
  • Lezen aan het begin van de les. Rapport 1 en 2: leesniveau 1 en 2. Rapport 3 niveau 2. Titel: vals spel - Mirjam Mous. Het boek kan opgehaald worden!
  • Deze week gaan we door met spelling.

Slide 5 - Slide

PTD rapportperiode 1 













Herhaling taalverzorging (spelling totaal)

45 min

(1x)

NEE

104

SO

Boekentoets (2 boeken)

45 min

VK

NEE


Nr.
Toetsvorm
Leerstof/ doel 
Tijd
Weging
Herk.

101
SO
Spelling H. 1, H. 2 en H. 3
45 min
1
Nee
102
SO
Grammatica zinsdelen en woordsoorten H. 1 en H. 2
45 min
1
Nee
103
PW
Lezen H. 1 en H. 2 en ws H. 1 en H. 2
45 min
3
Nee
1094
SO
Schrijven artikel + fictie boek vlog 
45 min
1
Nee

Slide 6 - Slide

Datum toetsen (zie magister) 













Herhaling taalverzorging (spelling totaal)

45 min

(1x)

NEE

104

SO

Boekentoets (2 boeken)

45 min

VK

NEE


Nr.
Toetsvorm
Leerstof/ doel 
Datum toets
101
SO
Spelling H. 1, H. 2 en H. 3
15 september
donderdag
102
SO
Grammatica zinsdelen en woordsoorten H. 1 en H. 2
6 oktober
103
PW
Lezen H. 1 en H. 2 en ws H. 1 en H. 2
10 november
1094
SO
Schrijven artikel + fictie boek vlog 
vlog: 17 nov
artikel: 1 december

Slide 7 - Slide

Lees nu 10 minuten in je leesboek. Dat doe je natuurlijk elke dag 

Slide 8 - Slide

Herhaling vorige les
Vorige week zijn we gestart met het nieuwe schooljaar en hebben we afspraken gemaakt. Ook zijn we verder gegaan met spelling: hoofdstuk 2: hoofdletters en leestekens.

Slide 9 - Slide

Weektaak
  • Maken opdracht 1 t/m 5 bladzijde 88 en 89

Klaar? Pak je leesboek en ga lekker lezen!


Slide 10 - Slide

Woordenschat
Maak drie zinnen met de woorden op het bord. Zorg dat de betekenis van het woord duidelijk blijkt uit je zin.

1. Uitbreiden
2. Coachen
3. Stoten

Slide 11 - Slide

1. Maak een zin met het woord uitbreiden.

Slide 12 - Open question

2. Maak een zin met het woord coachen.

Slide 13 - Open question

3. Maak een zin met het woord stoten.

Slide 14 - Open question

Oefenen spelling
Kahoot: voltooid deelwoord

Slide 15 - Slide

Nakijken huiswerk
Controleer je antwoorden, ze staan aan het eind van de les!


Slide 16 - Slide

Leerdoelen
Deze week leer je:

  • hoe je voltooide deelwoorden goed moet spellen.
  • hoe je de betekenis van woorden kunt uitleggen in zinnen.

Slide 17 - Slide

Uitleg theorie
Op de volgende dia volgt  uitleg.

Slide 18 - Slide

Voltooid deelwoord (als bijvoeglijk naamwoord) (bladzijde 84) 
Als er een voltooid deelwoord in een zin staat, is de pv een vorm van zijn, hebben of worden. Bijvoorbeeld:

– Mario is vanmorgen vroeg opgestaan.

Een voltooid deelwoord kan dus deel uitmaken van het gezegde, zoals in de zin hierboven. Maar een voltooid deelwoord kan ook als bijvoeglijk naamwoord worden gebruikt. Bijvoorbeeld: de geplakte fietsband; het opgezegde abonnement.


Slide 19 - Slide

Voltooid deelwoord (als bijvoeglijk naamwoord) (bladzijde 84) 

  • Eindigt het voltooid deelwoord op een -t of een -d? Gebruik de verlengproef om de laatste letter te vinden: De verkoopster heeft de T-shirts afgeprijs…. Je hoort afgeprijsde, dus je schrijft afgeprijsd.
  • Eindigt het voltooid deelwoord op een -n? Schrijf het zo kort mogelijk: gewonnen, gebeten, uitgezonden, gezien, gedaan.
  • Als je niet goed kunt horen welke letter je moet schrijven of als je zeker wilt weten wat de laatste letter moet zijn, gebruik je ’t (e)x-f(o)ksch(aa)p.

Bekijk ook het schema werkwoordspelling op bladzijde 231

Slide 20 - Slide

Nieuw Nederlands online

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Evaluatie
Wat was het lesdoel en heb je voor jezelf het gevoel dat je lesdoel is behaald? Weet je nu:

  • hoe je voltooide deelwoorden goed moet spellen.

Slide 23 - Slide

Nakijken

Slide 24 - Slide

Weektaak
  • Maken opdracht 1 t/m 5 bladzijde 60 en 61


Slide 25 - Slide

Opdracht 1 bladzijde 59
Hoofdletter
Haarlem
Koningsdag
Samantha
Stationsweg
Turks

Slide 26 - Slide

Opdracht 1 bladzijde 59

Zonder hoofdletter
basisschool
herdershond
korenbloem
krentenbol
maart
oosten
piloot
vrijdag
zomer

Slide 27 - Slide

Opdracht 2 bladzijde 59
1 We gaan vrijdag naar de bioscoop, want er draait een nieuwe James Bond.
2 Deze tweedehands Batavus kostte maar honderd euro, dus het was een koopje.
3 Als mijn vader in april naar Brussel gaat, neemt hij Belgische bonbons voor me mee.
4 ’s Zomers zwemt Imke twee keer per week, maar in de winter niet.
5 Heeft jullie vakantiehuisje op Kreta een balkon op het zuiden of op het noorden?
6 ’s Ochtends probeerde Daan zijn drumstel uit, zodat zijn moeder, oma en tante Corrie het huis uit vluchtten.

Slide 28 - Slide

Opdracht 3 bladzijde 59
1 De ober van het Chinese restaurant zei: ‘We gaan over een half uur sluiten.’
2 ’s Avonds zei de scheidsrechter dat het doelpunt tegen Vitesse niet geldig was.
3 ‘We gaan de verkiezingen winnen’, sprak de partijleider.
4 ‘Meneer Tijsen, heeft u onze toets Engels al nagekeken?’ vroeg Joris.
5 Mijn broer riep boos: ‘Het is jouw schuld, als ik de trein naar Eindhoven mis!’
6 Ik vraag me af hoe laat het Kruidvat zaterdag opengaat.

Slide 29 - Slide

Opdracht 4 bladzijde 593
1 juist
2 onjuist: Ezra vroeg of we ook een nieuwjaarsduik gingen nemen.
3 onjuist: Henk laat zijn twee dalmatiërs uit, voordat hij naar zijn werk gaat.
4 onjuist: ‘Het is mooi weer voor een wandeling’, zei de buurman.
5 juist
6 onjuist

Slide 30 - Slide

Weektaak afgerond

Slide 31 - Slide