This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Slide 1 - Video
Doelen voor deze les
Je moet de bouw en functie van het hormoonstelsel kunnen beschrijven
In een afbeelding de belangrijkste hormoonklieren kunnen benoemen.
Je moet de werking kunnen beschrijven van de hormonen uit de eilandjes van Langerhans.
Slide 2 - Slide
Regeling: hormoonstelsel
Wat zijn hormonen?
Het hormoonstelsel
Regeling van het glucosegehalte in je bloed
Slide 3 - Slide
Wat zijn hormonen?
Stoffen die processen regelen
Gemaakt in hormoonklieren
Worden vervoert door het bloed
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Het suikergehalte in je bloed
Suikerspiegel
Alvleesklier met de Eilandjes van Langerhans
Maken : Insuline en Glucagon
Suiker/Glucose (=oplosbaar) wordt omgezet
in Glycogeen (=niet oplosbaar)
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Doelen voor deze les
1. Je moet de bouw en functie van het hormoonstelsel kunnen beschrijven en in een afbeelding de belangrijkste hormoonklieren kunnen benoemen. 2. Je moet de werking kunnen beschrijven van de hormonen uit de eilandjes van Langerhans.
Slide 8 - Slide
Waarom hebben hormoonklieren geen afvoerbuizen?
A
Omdat ze de hormonen rechtstreeks aan de doelcellen geven
B
Omdat ze hormonen aan het bloed afgeven
C
Omdat hormonen via de zenuwen gaan
D
Ze hebben wel afvoerbuizen
Slide 9 - Quiz
Wat is geen hormoonklier?
A
Teelbal
B
Hypofyse
C
Nier
D
Alvleesklier
Slide 10 - Quiz
Welk hormoon produceer je als het glucose gehalte in je bloed te laag is?
A
Glucagon
B
Glycogeen
C
Insuline
Slide 11 - Quiz
Hoe reageert je lichaam als het onvoldoende insuline kan produceren?
A
Je lever haalt suiker uit je bloed
B
Je nieren halen suiker uit je bloed
C
Je gaat meer suiker verbranden
Slide 12 - Quiz
Waar wordt insuline geproduceerd?
A
Ovaria
B
Testes
C
Schildklier
D
Eilandjes van Langerhans
Slide 13 - Quiz
Benoem de onderdelen 1 t/m 6 van de afb. hiernaast (klik erop om te vergroten)
Slide 14 - Open question
Waarvoor moet er van Glucose (suiker) eerst Glycogeen gemaakt worden?
A
Omdat je bloed zout is en niet zoet
B
Omdat Glucose niet naar je spieren kan
C
Omdat Glucose oplosbaar is in bloed (water)
D
Omdat Glycogeen niet oplosbaar is in bloed (water)