H4.3 Rekenen aan reacties

H4 molverhoudingen/ Rekenen aan reacties
1 / 18
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

H4 molverhoudingen/ Rekenen aan reacties

Slide 1 - Slide

Voor vandaag: 
Je gaat vandaag zelfstandig aan de slag met deze online les. 

 

Slide 2 - Slide

Voor vandaag: 
Herhaling reactievergelijkingen kloppend maken

Nieuw uitleg massaverhoudingen


Slide 3 - Slide

Herhaling 
Als je het kloppend maken van reactievergelijkingen goed snapt, mag je deze uitleg overslaan. Maak wel de opgaven na de uitleg

Vind je dit nog lastig, bekijk dan de volgende video en/of lees de slides met uitleg over het stappenplan. 

Link naar de video: https://youtu.be/2AiCk8V36-4
Of zie volgende slide voor de video. 

Slide 4 - Slide

1

Slide 5 - Video

00:00
Kijk deze video voor uitleg over hoe je reactievergelijkingen kloppend maakt. 


Speel de video versneld af als het te traag gaat. 

Slide 6 - Slide

Reactievergelijking kloppend maken
Stap 1: Stel het reactieschema op
Stap 2: Vervang de stofnamen door de formules van de stoffen
Stap 3: Maak de reactievergelijking kloppend door de getallen voor de stoffen te veranderen
Stap 4: Controleer of de reactievergelijking klopt


Slide 7 - Slide

Reactievergelijking kloppend maken
Voorbeeldvraag: 
Bij de verbranding van methaan (CH4) met zuurstof komen koolstofdioxide (CO2)en water(H2O) vrij. 
Stel de reactievergelijking op. 

Oplossing: 
Eerst in woorden, dan formules, dan kloppend maken.

Slide 8 - Slide

Reactievergelijking kloppend maken

Slide 9 - Slide

Reactievergelijking kloppend maken

Slide 10 - Slide

Reactievergelijking kloppend maken

Slide 11 - Slide

Reactievergelijking kloppend maken

Slide 12 - Slide

Welk cijfer moet er op de plek van [a] en [b] staan?
A
a = 6 + b = 12
B
a = 3 en b = 9
C
a = 4 en b = 2
D
a = 6 en b = 6

Slide 13 - Quiz

Welk cijfer moet er op de plek van [a] en [b] staan?
A
a = 2 + b = 10
B
a = 3 en b = 5
C
a = 4 en b = 7
D
a = 2 en b = 8

Slide 14 - Quiz

Los deze reactievergelijking zelf op: 




Antwoord

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Hoeveel gram ijzer is er nodig voor 10 gram ijzerchloride?
A
58 g
B
29 g
C
120 g
D
16 g

Slide 18 - Quiz