Blok 4 week 1 les 3

• Spelling
• Basisschool
• Groep 4

Werkwoord

werkwoord 

Een werkwoord zegt wat een mens, dier of ding doet of wat er gebeurt. 

Het zijn woorden die je kunt doen. 

Bijvoorbeeld: rennen, lopen, kopen, lezen en leren. 

of.... sneeuwen, regenen of hagelen.

Ali aait de kat

1. Ali
2. de kat
3. aait

Het meisje zingt mooi.

1. het meisje
2. zingt
3. mooi

Pim en Marit fietsen snel.

1. Pim
2. Marit
3. fietsen
4. snel

Hij boort een gat.

1. hij
2. boort
3. een gat

De vogel vliegt heel hoog.

1. de vogel
2. vliegt
3. hoog

De kraan lekt.

1. de kraan
2. lekt

Ik hoort een 't' aan het einde

regent 

MAAK HET WOORD NIET LANGER BIJ EEN WERKWOORD. 

Je schrijft het werkwoord altijd met een t op het einde.

Werkwoorden