Hoofdlettergebruik en ww spelling

 Hoofdletters en werkwoordspelling
Vwo 3
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

 Hoofdletters en werkwoordspelling
Vwo 3

Slide 1 - Slide

Een kleine controle
Kunnen jullie de theorie ook juist toepassen?
- werkwoordspelling
- hoofdlettergebruik
Vwo 3

Slide 2 - Slide

Welke zin is juist geschreven?
A
'S morgens haal ik de krant uit de brievenbus.
B
's Morgens haal ik de krant uit de brievenbus.
C
'S Morgens haal ik de krant uit de brievenbus.
D
Morgens haal ik de krant uit de brievenbus.

Slide 3 - Quiz

Wat is juist?
A
Ik woon in het noorden van het land.
B
Ik woon in het Noorden van het land.

Slide 4 - Quiz

Wat is juist?
A
Een Frans kaasje lust ik graag.
B
Een frans kaasje lust ik graag.

Slide 5 - Quiz

Welke zin is correct geschreven, lettend op leestekens en hoofdletters.
A
Mijn trainer zei jij mag meetrainen met de selectie.
B
Mijn trainer zei: 'Jij mag meetrainen met de selectie.'
C
Mijn trainer zei: 'jij mag meetrainen met de selectie.'
D
Mijn trainer zei: 'jij mag meetrainen met de selectie'

Slide 6 - Quiz

Welke zin is correct geschreven, lettend op leestekens en hoofdletters.
A
Jantje vroeg: 'Ga je mee?'
B
Jantje vroeg: 'Ga je mee'?
C
jantje vroeg: 'ga je mee'
D
Jantje vroeg: 'ga Je mee?'

Slide 7 - Quiz

Welke zin is correct geschreven,
lettend op leestekens en hoofdletters?
A
De bedrijfshulpverlener belde 112 want hij vertrouwde de situatie niet.
B
De bedrijfshulpverlener belde 112: 'Hij vertrouwde de situatie niet!'
C
De bedrijfshulpverlener belde 112, want hij vertrouwde de situatie niet.
D
De bedrijfshulpverlener belde 112: 'Hij vertrouwde de situatie niet.'

Slide 8 - Quiz

Welke zin is correct geschreven,
lettend op leestekens en hoofdletters?
A
Mijn buurvrouw janny schreeuwde tegen haar kleinkind, sta stil!
B
Mijn buurvrouw Janny schreeuwde tegen haar kleinkind, sta stil.
C
Mijn buurvrouw Janny schreeuwde tegen haar kleinkind: 'Sta stil!'
D
Mijn buurvrouw Janny schreeuwde tegen haar klein kind: 'Sta stil.'

Slide 9 - Quiz

Welke zin is correct geschreven,
lettend op leestekens en hoofdletters?
A
'S avonds ga ik laat naar bed, want ik kijk altijd eerst netflix.
B
'S avonds ga ik laat naar bed, want ik kijk altijd eerst Netflix.
C
's Avonds ga ik laat naar bed, want ik kijk altijd eerst netflix.
D
's Avonds ga ik laat naar bed, want ik kijk altijd eerst Netflix.

Slide 10 - Quiz

Welke zin is correct geschreven,
lettend op leestekens en hoofdletters?
A
Woon jij in Den helder of in Schagen?
B
Woon jij in Den Helder of in Schagen.
C
Woon jij in Den Helder of in Schagen?
D
Woon jij in Den helder of in Schagen.

Slide 11 - Quiz

Ik heb te lang.. (zitten)

Slide 12 - Open question

Wat is hier ....(gebeuren)?

Slide 13 - Open question

Welke is goed?
A
mevrouw Jong-De Pels
B
mevrouw Jong-de Pels
C
mevrouw Jong-de pels
D
mevrouw jong-de pels

Slide 14 - Quiz

Noteer de juiste vorm:
Vakantie ...(betekenen) veel voor Nederlanders.

Slide 15 - Open question

Noteer de juiste vorm:
Zo zie je snel hoeveel je vorig jaar ...(besparen) door over te stappen.

Slide 16 - Open question

Zij zijn gisteren in alle stilte ...(vertrekken)

Slide 17 - Open question

Wat.............. (doen) jullie daar vorige week?

Slide 18 - Open question

De (maken) som is door de (slagen) jongen aan zijn klasgenoot (uitleggen).
A
gemaakte - geslaagden- uitgelegd
B
gemaakte - geslaagde- uitgelegd
C
gemaakte- geslaagde - uitgelegt
D
gemaakten - geslaagden - uitgelegd

Slide 19 - Quiz

De (redden) man (zorgen) gisteren goed voor zichzelf.
A
gerede - zorgt
B
geredde - zorgt
C
gerede - zorgde
D
geredde - zorgde

Slide 20 - Quiz

Het verliefde meisje (matchen) niet met de (bloggen) jongen.
A
matchte- bloggende
B
matchtte - bloggende
C
matchte - bloggend
D
matchte - bloggenden

Slide 21 - Quiz

Tijdens de training (hebben) hij een spier (verrekken).
A
heeft - verrekd
B
heeft - verrekt
C
had - verrekt
D
had - verrekd

Slide 22 - Quiz

Gisteren (worden) de (verkleden) leraren toch (herkennen).
A
werd- verkleede- herkend
B
werd - verklede - herkent
C
werden - verkleede- herkend
D
werden - verklede - herkend

Slide 23 - Quiz

(Hoesten) en (proesten) (kunnen) hij vanmorgen de klas (inlopen).
A
hoestend- proestend-kon- inlopen
B
hoestend- proestend - kon - ingelopen
C
hoesten - proestend- kon - inlopen
D
hoestend - proestend - kan - inlopen

Slide 24 - Quiz

Wat is de juiste spelling:
De (updaten, vt) computer.
A
Geüpdate
B
Geüpdatede
C
Geüpdatete
D
Updated

Slide 25 - Quiz

Kies de juiste spelling
A
mevr. J. Van Der Vliet
B
mevr. J. van der vliet
C
mevr. J. van der Vliet

Slide 26 - Quiz

Kies de juiste spelling
A
de vergrote foto
B
de vergrootte foto
C
de vergroten foto

Slide 27 - Quiz