Do 25 april Hoofd - en bijzinnen

Do 25  april Hoofd - en bijzinnen
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, havoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Do 25  april Hoofd - en bijzinnen

Slide 1 - Slide

Animatie
https://thiememeulenhoff.bbvms.com/view/zso_qr_responsive/2599722.html

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
- Je leert over hoofdzinnen en bijzinnen
- Je weet het verschil tussen hoofdzinnen en bijzinnen

Slide 3 - Slide

hoofdzinnen (HZ) + bijzinnen (BZ)




Slide 4 - Slide

Hoofdzinnen en bijzinnen
Een samengestelde zin kan bestaan uit:
- twee hoofdzinnen
- een hoofdzin en bijzin(nen)
- meerdere hoofdzinnen en bijzinnen


Slide 5 - Slide

Let op! 'OF'
Het voegwoord 'of' kan soms onderschikkend en soms nevenschikkend zijn. 

Keuze: Wil je pizza of (wil je) friet? > nevenschikkend
Anders: Ik weet nog niet of hij komt. > onderschikkend

Slide 6 - Slide

Nevenschikking of onderschikking?
Het is eigenlijk heel simpel:
Twee hoofdzinnen = nevenschikking
Hoofdzin + bijzin óf bijzin + hoofdzin = onderschikking
Hierbij horen voegwoorden.

Want, maar, en, of & dus = nevenschikking
Omdat, toen, sinds, hoewel, voordat, terwijl = onderschikking

Slide 7 - Slide

Die winkel is altijd open, tenzij het een nationale feestdag is
A
'tenzij het een nationale feestdag is' is de hoofdzin.
B
De zin bestaat uit twee hoofdzinnen.
C
De zin bestaat uit een hoofd- en een bijzin.
D
De zin bestaat uit twee bijzinnen.

Slide 8 - Quiz

Netflix concurreert met de BBC, omdat de serie de Crown echt gericht is op Britten
A
Deze zin bestaat uit twee hoofdzinnen
B
Deze zin bestaat uit een hoofd- en een bijzin
C
Deze zin bestaat uit twee bijzinnen
D
Deze zin bestaat uit een bijzin en een hoofdzin

Slide 9 - Quiz

Ik baal van het Nederlands elftal, omdat ze slecht gespeeld hebben.
A
Twee hoofdzinnen
B
Hoofd- en bijzin
C
Twee bijzinnen

Slide 10 - Quiz

Die winkel is altijd open, tenzij het een nationale feestdag is.
A
De zin bestaat uit twee hoofdzinnen.
B
De zin bestaat uit twee bijzinnen.
C
De zin bestaat uit een hoofd- en een bijzin.

Slide 11 - Quiz

Benoem de hoofd- en bijzinnen:
Wanneer je goed geleerd hebt, ben je een topper.
A
Wanneer - hebt = bijzin ben - topper = hoofdzin
B
Wanneer - hebt = hoofdzin ben - topper = bijzin
C
Wanneer - hebt = bijzin ben - topper = bijzin
D
Wanneer - hebt = hoofdzin ben - topper = hoofdzin

Slide 12 - Quiz

Benoem de hoofd- en bijzinnen:
Als je de antwoorden allemaal goed hebt, vind ik je een bolleboos.
A
Als - hebt = bijzin Vind - bolleboos = hoofdzin
B
Als - hebt = hoofdzin Vind - bolleboos = bijzin
C
Als - hebt = bijzin Vind - bolleboos = bijzin
D
Als - hebt = hoofdzin Vind - bolleboos = hoofdzin

Slide 13 - Quiz

Huiswerk voor ma 13 mei 
Maken opdr. 1 t/m 3

Je kent de zinsdelen: wwg - ond - lv - mv - bwb
deel van een zinsdeel ; bvb
Je herkent de hoofdzinnen en de bijzinnen.


Slide 14 - Slide