This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Welkom bij
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen?
Huiswerk bespreken
Wat zijn de leerdoelen
Theorie onderwerp en hoofdgedachte
quiz
Slide 2 - Slide
Na deze les
Aan het eind van deze les:
kan je het onderwerp van een tekst bepalen
kan je de hoofdgedachte van een tekst herkennen
Slide 3 - Slide
Huiswerk nakijken
Huiswerk
§ 3 Hoofdgedachte
Opdracht 1 en 2 blz 21
Slide 4 - Slide
Onderwerp en hoofdgedachte
Slide 5 - Slide
Verschil onderwerp en hoofdgedachte
Onderwerp:
Waarover gaat de tekst?
In één of enkele woorden.
Oriënterend lezen
Hoofdgedachte:
Wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd?
In één zin (nooit een vraag).
Precies lezen
Slide 6 - Slide
Samen aan de slag
§ 3 Hoofdgedachte
Opdracht 3
Slide 7 - Slide
Aan de slag
§ 3 Hoofdgedachte
Opdracht 4, 6 ,7 en 8
Klaar?
Extra oefening online § 3 Hoofdgedachte
11C
Slide 8 - Slide
Quiz
Ga op je laptop naar: lessonup.app
Voer de code (linksonder in beeld)
van deze les in,
vul je naam in
en doe mee!
Slide 9 - Slide
Bij oriënterend lezen . . . .
A
lees je de eerste tot en met de laatste zin van de tekst
B
bekijk je de tekst en lees je de eerste alinea
C
lees je de eerste en laatste zin van elke alinea
D
zoek je alleen het stuk tekst dat je nodig hebt
Slide 10 - Quiz
Bij precies lezen . . .
A
lees je de eerste en laatste zin van elke alinea
B
zoek je alleen het stuk tekst dat je nodig hebt
C
bekijk je de tekst en lees je de eerste alinea
D
lees je de eerste tot en met de laatste zin van de tekst
Slide 11 - Quiz
Wat is een woordraadstrategie?
A
woordenboek opzoeken
B
synoniem zoeken in de tekst
C
teruglezen
D
op google zoeken
Slide 12 - Quiz
Dit is geen woordraadstrategie:
A
synoniem zoeken
B
tegenstelling zoeken
C
alleen vooruit lezen
D
voorbeelden zoeken
Slide 13 - Quiz
Welke woordraadstrategie gebruik je om achter de betekenis van 'hardnekkig' te komen?
Mijn broer houdt de waarheid hardnekkig vol, hij houdt vast aan wat hij gezegd heeft.
A
Synoniem
B
Omschrijving
C
Voorbeeld
Slide 14 - Quiz
Welke strategie wordt hier gebruikt? Als je op jezelf woont, krijg je te maken met allerlei instanties, zoals verzekeringsmaatschappijen, banken en scholen.
A
synoniem
B
tegenstelling
C
voorbeeld
D
omschrijving
Slide 15 - Quiz
Vandaag heb ik amper tijd om boodschappen te doen, terwijl ik gisteren tijd over had.
A
tegenstelling
B
bekend woorddeel
C
omschrijving
D
voorbeeld
Slide 16 - Quiz
Wat is een synoniem?
A
Een ander woord dat dezelfde betekenis heeft
B
Een woord dat een andere betekenis heeft
C
Een gerecht uit Italië
D
Een woord dat iets aangeeft in de tekst, bijvoorbeeld 'omdat'
Slide 17 - Quiz
Wat is een synoniem voor roddelen?
A
praten
B
kwaadspreken
C
zingen
D
vrouwen die praten
Slide 18 - Quiz
Wat is een synoniem voor lokale?
A
nationaal
B
klaslokaal
C
plaatselijke
D
mondiaal
Slide 19 - Quiz
Wat is een synoniem voor:
kritisch
A
jaloers
B
nadelig
C
gevaarlijk; vol risico's
D
scherp beoordelend
Slide 20 - Quiz
Wat is een tegenstelling van 'altijd'?
A
af en toe
B
soms
C
vaak
D
nooit
Slide 21 - Quiz
Wat is een tegenstelling?
A
Warm en heet
B
Warm en koud
C
Politie en agent
D
vlug en gauw
Slide 22 - Quiz
Welke leesstrategie gebruik je om de hoofdgedachte van een tekst te vinden?
A
precies lezen
B
oriënterend lezen
C
zoekend lezen
D
globaal lezen
Slide 23 - Quiz
Wat is het onderwerp van een tekst? Het onderwerp van een tekst...
A
... vertelt in één woord waar de tekst over gaat.
B
... vertelt wat het belangrijkste van de tekst is.
C
... vertelt wat iemand ergens van vindt.
D
... vertelt wat waar of niet waar is.
Slide 24 - Quiz
Welke leesstrategie gebruik je om de hoofdgedachte van een tekst te vinden?