week 10 - repaso

Buenos días
¿Qué vamos a hacer?

  • repaso
Semana 10
1 / 38
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Buenos días
¿Qué vamos a hacer?

  • repaso
Semana 10

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel Tarea 5

  • Ik kan een mail schrijven waarin ik iets over mezelf vertel en over hoe
ik woon en hoe mijn huis eruit ziet.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Ahora tú
Escribe un correo electrónico a un amigo/ 
una amiga en donde describes tu casa.

  




Leerdoel: een e-mail schrijven
 Mi casa tiene…… (noem de ruimtes)
 Mi dormitorio, mi salón tiene….(noem de meubels)
 Mi (meubel) es (kleur).
 Mi (ruimte) es (kleur).
 Tengo (meubel of ruimte) (+kleur)

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen Tarea 1

  • Ik kan vertellen wat mijn voorkeur is.
  • Ik weet hoe je de bijvoeglijke naamwoorden in het Spaans vormt.
  • Ik weet hoe je het meervoud van bijvoeglijke naamwoorden vormt.
  • Ik kan mijn mening geven met “creo que”
  • Ik kan reageren op de mening van iemand anders.
  • Ik kan vertellen wat ik leuk vind met gustar (me/te)








Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Tarea 1
Hoe vraag je naar iemands voorkeur?


Hoe geef je antwoord? 
Hablar de prefencia
¿Cuál es tu ..................... favorito/a?
Mi ............... favorito/a es....................

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Hoe kun je in het Spaans je mening geven?


Hoe kun je reageren op een mening?

Dar opinión
Creo que ............ es .................
Yo también.
Yo no.
Sí, es verdad.
No, no es verdad.
Creo que sí.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Traduce
  1. Wat is je favoriete dier?
  2. Mijn favoriete dier is een hond.
  3. Wat is je favoriete eten?
  4. Mijn favoriete eten is pizza.
  5. Ik vind dat Spaans interessant is.
  6. Ik vind dat klassieke muziek saai is.
  7. Ik ook. 
timer
1:00

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Uitwerking
  1. ¿Cuál es tu animal favorito?
  2. Mi animal favorito es un perro.
  3. ¿Cuál es tu comida favorita? 
  4. Mi comida favorita es pizza.
  5. Creo que el español es interesante.
  6. Creo que la música clásica es aburrida.
  7. Yo también.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je nog over het bijvoeglijk naamwoord?
-o wordt -a bij een vrouwelijk zelfst. nw.
-e en medeklinker zijn onveranderlijk
Ze staan achter het zelfstandig naamwoord.
Leerdoel: bijvoeglijk nw.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je nog over het meervoud?
klinker + -s
medeklinker + -es
het lidwoord moet ook in het meervoud gezet worden
Meervoud

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

la casa
A
blanco
B
blanca
C
blancos
D
blancas

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

el comedor
A
bonito
B
bonita
C
bonitos
D
bonitas

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

las sillas
A
amarillo
B
amarilla
C
amarillos
D
amarillas

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

la mesa
A
moderno
B
moderna
C
modernos
D
modernas

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

la cocina
A
verde
B
verda
C
verdes
D
verdas

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

zet in het meervoud:
el comedor grande

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

zet in het meervoud
el libro interesante

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

zet in het meervoud
la mochila azul

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

zet in het meervoud
la chica inteligente

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

Gustar
Wat weet je nog van gustar?
gusta + zelfstandig nw. enkelvoud
gusta + werkwoord
gustan + zelfstandig nw. meervoud
(A mí) me
(A tí) te
Gustar

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

¿A tí ........................... los perros?

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

A mí ...................... escuchar música.

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

¿A tí .................... el fútbol?

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

A mí................. hablar español.

Slide 24 - Open question

This item has no instructions

Leerdoelen Tarea 3

  • Ik weet de vervoeging van de regelmatige werkwoorden op -AR, -ER en -IR
  • Ik kan het onregelmatige werkwoord estar vervoegen.
  • Ik kan het onregelmatige werkwoord tener vervoegen.



Slide 25 - Slide

This item has no instructions

verbos regulares
yo
él, ella, usted
nosotros/as
vosotros/as
ellos, ellas, ustedes
hablar
hablo
hablas
habla
hablamos
habláis
hablan
comer
como
comes
come
comemos
coméis
comen
vivir
vivo
vives
vive
vivimos
vivís
viven
praten
eten
wonen/leven
Leerdoel: werkwoorden

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Stappen om te vervoegen
  • Elke werkwoord in het Spaans heeft een familie: -ar -er of -ir
  • Vind de stam door -ar, -er of -ir eraf te halen
  • plaats de bijbehorende uitgang achter de stam

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Vervoeg de werkwoorden in de jusite vorm van de presente
1. Paco ________ (hablar) tres idiomas.
2. Mis padres no  ___________ (beber) alcohól. 
3. Fátima y yo _____________ (vivir) en España. 
4. Tú y Carlos _____________ (tomar) un café. 

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Módulo 2 pág 35,  3.5 A 
1. ¿Dónde está mi mochila?
2. ¿Vosotros  estáis en el colegio Dr.-Knippenberg?
3. Yo estoy en casa.
4. Mis libros están en mi dormitorio.
5. ¿Tú estás en Madrid?
6. Lola y yo estamos en casa de Javi.

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Módulo 2 pág 35,  3.5 B
1. ¿Cuántos años  tienes tú?
2. Yo tengo 14 años.
3. Mi amigo tiene una casa muy grande.
4. ¿Pepe y tú tenéis un jardín?
5. No, nosotros tenemos  un balcón.
6. El señor Perez tiene  46 años.

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Slide 31 - Slide

https://www.lessonup.com/nl/lesson/q5MDfyzhaaayPzEiy?utm_source=app&utm_campaign=shared-lesson-app&utm_content=1643366349400&utm_medium=shared-link
Leerdoelen Tarea 4

  • Ik weet hoe de verschillende ruimtes in huis heten.
  • Ik weet hoe de verschillende meubels heten.
  • Ik ken de kleuren.
  • Ik ken de getallen t/m 100
  • Ik kan vertellen hoe mijn huis eruit ziet.








Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Slide 33 - Slide

https://www.lessonup.com/nl/lesson/q5MDfyzhaaayPzEiy?utm_source=app&utm_campaign=shared-lesson-app&utm_content=1643366349400&utm_medium=shared-link
Traduce:
  1. Ik heb een groot huis.
  2. Mijn huis heeft een woonkamer, een keuken, 3 slaapkamers en een badkamer.
  3. De keuken is rood.
  4. De badkamer is wit.
  5. Het bed, de kast en de tafel staan in mijn slaapkamer. 
  6. Mijn slaapkamer is groen en wit.  
timer
8:00

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Uitwerking
  1. Tengo una casa grande.
  2. Mi casa tiene un dormitorio, una cocina, tres dormitorios y un cuarto de baño.
  3. La cocina es roja.
  4. El cuarto de baño es blanco.
  5. La cama, el armario y la mesa están en mi dormitorio.
  6. Mi dormitorio es verde y blanco. 

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Leer módulo 2 pág 49 y 50
timer
1:00

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen

Bekijk de leerdoelen.
Waar heb je nog vragen over?
Módulo pág. 4, 5, 6

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Slide 38 - Slide

This item has no instructions