clase 10 - P4 - miércoles 5 de junio 2024

Clase 10 - P4 - miércoles 5 de junio 2024
1 / 16
next
Slide 1: Slide
SpaansMBOStudiejaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Clase 10 - P4 - miércoles 5 de junio 2024

Slide 1 - Slide

¿Qué hacemos hoy?
Leerdoelen:
1. Ik leer het verschil in betekenis en gebruik van de woorden 'muy' en 'mucho' 
2. Ik herhaal het werkwoord 'ir' (=gaan) en ik zeg met welk vervoermiddel ik ergens naartoe ga
3. Ik herhaal regelmatige werkwoorden op -ar, en ik leer 4 wederkerende werkwoorden




Slide 2 - Slide

IR=Gaan             IR A=Gaan naar/going to
yo
voy a
vas a
el/ella/usted
va a
nosotros
vamos a
vosotros
váis a
ellos/ellas/ustedes
van a
Ir = gaan            Ir + a = gaan naar
a + el              al


Slide 3 - Slide

ir

Slide 4 - Slide

Zinnen maken
Wie?
Waarheen?
Hoe?
+ kloktijd: om hoe laat ga je??
             Voy a la escuela en tren a las ocho y media.

Slide 5 - Slide

Practicamos
siempre
altijd
conmigo
met mij
casarnos
trouwen
despacio
langzaam
campo
platteland
timer
9:00

Slide 6 - Slide

Verbos -AR-ER -IR
1
2
3
4
5
6

Slide 7 - Slide

Werkwoorden op -ar
habl-ar
spreken
trabaj-ar
werken
estudi-ar
studeren
escuch-ar
luisteren
compr-ar
kopen
Voorbeeldzinnen:
Mi mamá habla francés.
Estudio español.
Trabajamos en el supermercado.
Mi hermano compra una casa.
Escucho música hiphop.




-o
-as
-a
STAM +    -amos
-áis
-an

Slide 8 - Slide

VERBOS REFLEXIVOS
  • Wederkerende werkwoorden eindigen altijd op -se
  • Stap 1: Om ze te vervoegen haal je -se eraf en dan hou je een werkwoord over dat eindigt op -ar/-er of -ir, bijvoorbeeld: lavarse = zich wassen.
  • Stap 2: Vervoeg het werkwoord zoals je geleerd hebt, en plaats de juiste uitgang achter de stam.
  • Stap 3: Zet nu het wederkerend voornaamwoord ervoor: me, te, se, nos, os, se 

Me lavo a las 8 de la mañana

Slide 9 - Slide

Verbos reflexivos

Slide 10 - Slide

Ejemplos



¿Cómo te llamas?                          Me llamo Andrés.
¿A qué hora te levantas?            Me levanto a las 7 y cuarto.
¿A qué hora te duchas?              Me ducho a las 7 y media (de la mañana).
¿Te acuestas tarde?                      Sí, me acuesto tarde: a las 11 y media. 

llamarse
levantarse
ducharse
acostarse
heten
opstaan
zich douchen
naar bed gaan
           Je moet de ik- en de jij-vorm kunnen gebruiken

Slide 11 - Slide

"levantarse" betekent "opstaan" en is, net als llamarse, ducharse en acostarse, een wederkerend werkwoord.

Hoe zeg je "ik sta op" in het Spaans.
A
te levantas
B
levanto
C
se levanta
D
me levanto

Slide 12 - Quiz

Hoe zeg je in het Spaans:
'Ik sta om 7 uur op'
A
Te levantas a las siete
B
Me levanto las seis
C
Me levanto a las siete
D
Me levantarse las siete

Slide 13 - Quiz

Wat zou een logisch antwoord zijn op de vraag: ¿Cómo te llamas?
A
Mi hermana es Paula
B
Mi madre se llama
C
Mañana Paula
D
Me llamo Paula

Slide 14 - Quiz

¿Qué significa?
acostarse
A
opstaan
B
naar bed gaan
C
in slaap vallen
D
heten

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide