BK Lezen - tekstdoelen en tekstsoorten

1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
Oefenen voor toetsweek:
  • Tekstsoorten en tekstdoelen
  • Verwijswoorden
  • Signaalwoorden

Slide 2 - Slide

Maar eerst twee mededelingen
Vragenuurtje voor de toets
  • vrijdag 16 juni - 7e uur
  • lokaal 0.40 (door mevrouw Bergman)

Cito
  • is bedoeld om voortgang te meten
  • meet op welk niveau je functioneert
  • leerlingen die op niveau zijn horen niets, leerlingen die dat niet zijn, krijgen deze week een mailtje met tips

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link

Slide 5 - Slide

Opdracht
In duo's: Zoek bij ieder tekstdoel/tekstsoort 1 tekst (online). 

Leg bij iedere tekst het tekstdoel/de tekstsoort uit.

Aan het einde van je les presenteer je je teksten aan een ander groepje.


timer
8:00

Slide 6 - Slide

Verwijswoorden
Verwijswoorden verwijzen naar:
  • één woord
  • een paar woorden
  • een hele zin
Doel:
Ze maken de tekst minder saai en beter leesbaar

Hoe vind je de verwijzing?
Stel de vraag: wie, wat, waar, welke

Slide 7 - Slide

Waarnaar verwijst 'daar'?

Zodra ik de toets voor me heb, weet ik niets meer. Daar baal ik ontzettend van!
A
Zodra ik de toets voor me heb, weet ik niets
B
de toets
C
me
D
ik

Slide 8 - Quiz

Waarnaar verwijst 'zij'?

De moeder van Lisa overhoort Lisa.
Zij doet dat heel trouw.
A
De moeder
B
Lisa
C
De moeder van Lisa
D
overhoort

Slide 9 - Quiz

Waarnaar kan een woord verwijzen?
A
één woord
B
een hele zin
C
een groep woorden
D
A, B, C zijn alle drie waar

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Link

Opdracht tekstverbanden
1. Schrijf op wat je vandaag in je tas hebt zitten.
2. Schrijf op wat je allemaal hebt gedaan vanaf het moment dat je opstond.
3. Vertel drie dingen over je dag, wat is het voor dag/wat vind je van de dag?
4. Schrijf iets op wat achteraf toch anders bleek te zijn.
5. Vertel waarom je een keer te laat bent gekomen.
6. Vertel waardoor je een keer te laat bent gekomen.

timer
8:00

Slide 12 - Slide

Tekstverbanden
Welke zin hoort bij welk verband?
Kies uit:
  • concluderend
  • tijdaangevend (chronologisch)
  • tegenstellend
  • opsommend
  • reden of verklaring
  • oorzaak-gevolg

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Link