1.1 Regarder et lire Unité

1 / 23
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

> Je maakt kennis met nieuwe 
    vocabulaire en/over le 
    DROM-COM

> Je kunt een vlog over       
   Martinique begrijpen

Slide 2 - Slide

> Parlez 
> inplannen SO apprendre 1,2 page 37 + lijst met werkwoorden op -er
> Contrôler lire
> jouer les jeu de mots apprendre 1 et 2

Slide 3 - Slide

timer
5:00
Parlez zinnen h3 2024/2025

Slide 4 - Slide

timer
5:00
Unité H3 apprendre 1 NL - FR page 37

Slide 5 - Slide

timer
5:00
Unité H3 apprendre 1 Fr- NL page 37

Slide 6 - Slide

Quoi? exercice 1 et 2 page 10
Comment? regarder ensemble
Durée? 20 min
Aide? livre, camarade de classe, la prof
Fini? maak zinnen met apprendre 1 en 2 page 37 + appenez apprendre 2
Pourquoi? zodat je de vlog over Martinique begrijpt

Slide 7 - Slide

Comment lire un texte français
  1. stap 1: De titel lezen                               
  2. stap 2: De plaatjes bekijken                  
  3. stap 3: De inleiding lezen                       
  4. stap 4: De tussenkopjes lezen            
  5. stap 5: De vragen beantwoorden en de tekst scannen.
  • Ik zoek de woorden die ik ken /       herken

  • Ik gebruik andere talen

  • Ik gebruik mijn voorkennis van de thema van de tekst

Slide 8 - Slide

Quoi? exercice 5 et 6 page 12-14
Comment? dans ton livre
Durée? 20 min
Aide? livre, camarade de classe, ta prof, dictionnaire
Fini? maak zinnen met apprendre 1 en 2 page 37 + appenez apprendre 2

Slide 9 - Slide

Exercice 3 - Mise en route Voorbeelduitwerking:
J’adore   
1, 2, 5
J’aime bien
 7, 8, 9
Je n’aime pas
 4, 6
J’ai horreur de ça
 3, 10






Contrôler

Slide 10 - Slide

Exercice 4 - Mise en route ~ vocabulaire

1 À Paris il pleut. Je déteste la pluie. de regen
2 J’ai adoré mes vacances et nos promenades sur la plage. wandelingen
3 Le soir, nous regardions le coucher du soleil. de zonsondergang
4 Le paysage était très beau. C’était merveilleux ! geweldig
5 Je suis contente car on va se revoir l’été prochain au camping, c’est sûr ! elkaar terugzien
6 Je rêve de faire de la plongée sous-marine dans cette mer si bleue ! duiken
7 J’ai aussi envie de faire la balade vers le volcan. de vulkaan
8 Réponds-moi dès que tu as reçu mon mail ! zodra





Slide 11 - Slide

Exercice 5 - compréhension globale
1 een lezer die vertelt over zijn vakantie

2
3 e
 4 b
 5 c
 6 d
3 a Positieve woorden: j’ai de la chance, chouette, heureusement, mon plus beau souvenir, merveilleux, délicieux, cool, les plus belles vacances de ma vie
 Negatieve woorden: cher, saison des pluies et des cyclones, pas tout aimé, longue et difficile, impossible, dommage, dur, tristes
 b vooral positief: de tekst bevat veel positieve woorden en het is de mooiste vakantie van zijn leven geweest.


Slide 12 - Slide

Exercice 6 - Compréhension détaillée

1 Mathieu is naar Martinique op vakantie gegaan omdat hij daar familie heeft: zijn oom, tante en neefje en nichtje.

2 a De afstand tussen Parijs en Martinique is 6 850 km.
 b Het tijdsverschil is zes uur.
 c Op Martinique wordt Frans gesproken.

3 Juliane is een buurmeisje.
 Ze is veertien jaar.
 Volgens Mathieu is zij grappig, slim, mooi en aardig.
4 Je suis tombé amoureux d’elle dès que je l’ai vue !
5 Moi betekent ik / mij.







Slide 13 - Slide

6 a Omdat de zee mooi blauw was en hij veel vissen heeft gezien in allerlei kleuren.
 b Nee. Vruchtensappen vond hij heerlijk, maar hij vond niet alles lekker van de lokale keuken.
 c Zeekajakken.
 d De wandeltocht naar de top van de vulkaan.
 e Nee, want het is regenseizoen en er zijn cyclonen.

7 ● Jetski - ● Je moet minstens 16 jaar zijn én een vaarbewijs hebben.
 ● Canyoning - ● Het was onmogelijk door het regenseizoen.

8 a Hij weet niet wanneer hij Juliane zal terugzien.
 b Zijn familie komt volgend jaar naar Parijs.
 « … mais heureusement, ils vont venir à Paris l’année prochaine ! »


Slide 14 - Slide


9 Voorbeeldantwoord:
Ja, want ondanks enkele negatieve punten, vond Mathieu dat deze vakantie de allermooiste van zijn leven was.

10 a Je moet ten minste 16 zijn én over een vaarbewijs beschikken.
 b Hij is geslaagd. Hij heeft vier foute antwoorden. Het maximale aantal fouten om nog te slagen is vijf.




Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide