This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
9.4 Druk
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Wat is druk?
Je leert hoe je voorkomt dat gebouwen en machines wegzakken in de ondergrond.
Je leert wat het kenmerk is van gereedschap waarmee je knipt, zaagt of prikt.
Je leert hoe je voorkomt dat je wegzakt in een zachte ondergrond zoals sneeuw of zand.
Je leert hoe je voorkomt dat je wegzakt in een zachte ondergrond zoals sneeuw
Slide 2 - Slide
Wat weet je nog over de druk?
Slide 3 - Mind map
DRUK
Druk is de kracht die een
voorwerp op een bepaald
oppervlak uitoefent.
Slide 4 - Slide
Verschil tussen kracht en druk?
Een kracht oefen je uit op een voorwerp.
De kracht wordt uitgedrukt in Newton.
Druk is de kracht die een voorwerp uitoefent op een oppervlakte.
De druk wordt uitgedrukt in Newton/m2=Pascal = Pa
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Bereken van oppervlakte
Slide 7 - Slide
Zwaartekracht berekenen:
Om de zwaartekracht op een voorwerp te berekenen gebruik je de formule
Gewicht = Fg= Fz = massa *10 = m *10
g = 10 N/kg
Slide 8 - Slide
Formule voor druk
P=AF
P
P = Druk
Eenheid = Pascal
F
F = Kracht
Eenheid = Newton
A
A = Oppervlakte
Eenheid = m2
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Druk in de praktijk:
de naaldhakken van Angelina Jolie en een olifantenpoot
Angelina 1
Massa = 55 kg
Oppervlakte van 1 naaldhak = 1 cm2
Angelina 2
2 naaldhakken hebben dus een oppervlakte van:
2 * 1 cm2 = 2 cm2
Zwaartekracht = m x 10 = 55 x 10 = 550 N
Druk is 550 : 2 = 550 N/cm2
Olifant 1
Massa = 5000 kg
Oppervlakte 1 poot = 250 cm2
Olifant 2
4 poten hebben dus een oppervlakte van:
4 * 250 cm2 = 1000 cm2
Zwaartekracht = m x 10 = 5000 x 10 = 50.000 N
Druk is 50000 :1000 = 50 N/cm2
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Waarom zakt de vrachtauto niet weg in de modder?
Slide 13 - Slide
Waarom kan dit?
Slide 14 - Slide
Wat is de eenheid van kracht?
A
Newton
B
Kilogram
C
Newton per vierkante meter
D
Watt
Slide 15 - Quiz
Wat is de eenheid van druk?
A
Newton
B
Kilogram
C
Newton per vierkante meter
D
Watt
Slide 16 - Quiz
Hoe bereken je de druk
A
oppervlakte x massa
B
oppervlakte x kracht
C
massa : oppervlakte
D
kracht : oppervlakte
Slide 17 - Quiz
Bereken de druk. Een voorwerp heeft een massa van 12 kg en staat op een ondersteunend vlak van 0,6 m2
A
2 N/m2
B
20 N/m2
C
200 N/m2
D
2000 N/m2
Slide 18 - Quiz
Een vrachtwagen moet door een modderig terrein om de lading te lossen. Hoe kan de chauffeur er voor zorgen dat de banden minder diep in de modder komen te zitten?
A
De banden verbreden
B
De banden versmallen
C
Minder banden
D
kleinere banden
Slide 19 - Quiz
Waarom zak je minder in de sneeuw met ski's?
A
Je zwaartekracht wordt minder
B
Je zwaartekracht wordt meer
C
Je oppervlak met de sneeuw wordt kleiner
D
Je oppervlak met de sneeuw wordt groter
Slide 20 - Quiz
Bereken de druk van een dame van 70 kg die op naaldhakken loopt en met 1 hak op de grond staat. De naaldhak heeft een oppervlakte van 1 cm2
A
700 N/m2
B
7000000 N/m2
C
0,0007 N/m2
D
7 n/m2
Slide 21 - Quiz
Wat is luchtdruk? Gebruik "kracht, oppervlak, hoge drukgebied, lage drukgebied"