ander materiaal

1 / 12
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Link

This item has no instructions

Slide 3 - Video

This item has no instructions

IR + en + vervoermiddel
IR wordt in combinatie met “en” gebruikt om aan te geven met welk vervoermiddel wordt gereisd:
                                     Voy en coche. 
                                     Voy en bicicleta. 
                            Maar: Voy a pie (ik ga te voet).
  

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

voy 
vas
va
vamos 
vais
van
YO 
tú 
Carlos 
Mis amigos y yo
Javier y tú 
Sara y Javier 

Slide 5 - Drag question

This item has no instructions





1. Over wie gaat 
deze tekst?
2. Waar zijn zij nu?

Maak opdracht 
3 en 4
 

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

¿Cómo vas al instituto? ¿Y tu amig@?
timer
0:30

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Práctica: ¿Qué hora es?
Deze drie zinnetjes kan je gebruiken:
1. ES LA ... (als het 1 uur is)
2. Son las ......(vanaf 2 uur tot 12 uur)
3.  A las =om (als vertelt hoe laat iets begint, of hoe laat je afspreekt) Bijvoorbeeld, Español comienza a las doce.
Quedamos a las cuatro y cuarto (4.15 h)

Slide 8 - Slide

Muestre una imagen con un reloj y pídales a los estudiantes que trabajen en parejas para preguntar y responder la hora en español.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

ander materiaal

Slide 12 - Slide

This item has no instructions