Dag 2

Thema 3  - wonen - dag 2
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Thema 3  - wonen - dag 2

Slide 1 - Slide

blauw
  • kleur van zee 
  • kleur van de lucht
  • Zin: Mijn broek is blauw.
  •  zin: De blauwe zee is mooi.
8

Slide 2 - Slide

Blij
  • In een goede stemming.
  • happy
  • zin: Ik ben blij, want de zon schijnt.
  • zin: Hij is blij met zijn nieuwe telefoon.
9

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

aan, achter, al, ander, beneden
  • Ik schrijf een brief aan mijn broer. ||  Ik geef de tas aan mijn moeder.
  • De stoel staat achter de tafel. ||  Ik zit achter in de klas. 
  • Ik heb het al gehoord. || Al zijn broers wonen in Nederland.
  • Ik woon nu in een ander huis. || Deze jas is van een ander.
  • Ik loop naar beneden. ||  De bal rolt naar beneden.

Slide 5 - Slide

boven
  • plaats is hoger 
  • boven < > beneden
  • zin: Ik loop naar boven.
  • zin: Ik sta boven op een berg.
10

Slide 6 - Slide

buiten
  • niet binnen 
  • binnen < > buiten
  • zin: Ik speel altijd buiten.
  • zin: Buiten schijnt de zon.
  • zin: Het is droog. Ik ga lekker naar buiten
11

Slide 7 - Slide

(buitenshuis)
  • niet in je eigen huis
  • niet thuis
  • buiten het huis

  • zin: Ik werk vandaag buitenshuis. 
11

Slide 8 - Slide

de buurt
  • een deel van een stad 
  • buurt - buurten
  • zin: Ik woon in de buurt van de school.
  • zin: In mijn buurt wonen veel kinderen.
12

Slide 9 - Slide

dank
  • je bent ergens blij om
  • dankbaar
  • zin: Bedankt dat je me wilt helpen.
  • zin: Dank je wel.
13

Slide 10 - Slide

die
  • aanwijzen
  • iets wat verder weg is
  • die < > deze
  • zin: Die fiets vind ik wel mooi; deze niet.
  • zin: Is die pen van jou of is deze pen van jou?
14

Slide 11 - Slide

Dag 1
8
Wat is allemaal blauw?

Slide 12 - Mind map


Dag 2
9
A
Hij is blij.
B
Hij heeft blij.
C
Hij is doen blij.
D
Hij hebt blij.

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Video

Dag 2
Wat hoort er bij: 
boven?
10

Slide 15 - Drag question

Welke zin is goed geschreven?
Dag 2
11
A
Ik ga naar buitenn om te wandelen.
B
Ik ga naar buiten om te wandelen.
C
Ik ga naar buiten omm te wandelen.
D
Ik ga naar buitn om te wandelen.

Slide 16 - Quiz

Maak een zin met:
werkwoord: wonen - de buurt - ik
Dag 2
12

Slide 17 - Open question

Dag 2
12
timer
1:00
Welk gebouw is er in jouw buurt?

Slide 18 - Mind map

Maak een goede zin.
Wie bedank jij? Waarom?
Dag 2
13

Slide 19 - Open question

A - Ik eet die appel op.
B - Ik lees die boek.
C - Ik pak die kip.
D - Ik drink uit die glas.
Dag 2
14
A
A - goed B - fout C - goed D - goed
B
A - goed B - fout C - goed D - fout
C
A - goed B - goed C - goed D - fout
D
A - goed B - fout C - fout D - goed

Slide 20 - Quiz