Week 40: Lezen zakelijke teksten perron 1 - les 1 KGT

Week 40:
Lezen zakelijke teksten - les 1
KGT
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 250 min

Items in this lesson

Week 40:
Lezen zakelijke teksten - les 1
KGT

Slide 1 - Slide

Opbouw van een tekst
Zin: 1 of meer woorden, begint met een hoofdletter, eindigt met een punt, vraagteken of uitroepteken.
Regel: 1 rij worden, waar 1 of meer (delen van) zinnen in staan.
Tekst: 1 of meer woorden. Meestal met een titel, tussenkopjes en een bronvermelding.

Langere teksten zijn duidelijk in te delen:
- inleiding (vaak dik of cursief, vertelt kort wat over het onderwerp)
- kern (hier wordt het onderwerp van de tekst besproken)
- slot (conclusie)
- bronvermelding (vertelt waar de tekst vandaan komt)


Slide 2 - Slide

Alinea's en tussenkopjes
Alinea: een groepje zinnen (3 of meer) die bij elkaar horen en gaan over hetzelfde onderwerp. 

- de alinea begint altijd op een nieuwe regel;
- soms zit er een witregel tussen de alinea’s;
- het eerste woord van een nieuwe alinea kan een stukje naar achteren staan; dit noemen we ook wel inspringen.
- Alinea’s helpen je de opbouw van een tekst te begrijpen. Je snapt snel hoe de tekst in elkaar zit.

Om een tekst nog overzichtelijker te maken, maakt een schrijver soms gebruik van tussenkopjes. De tussenkopjes vertellen je waar de volgende alinea over gaat. Je bent ze eerder op dit perron al tegengekomen, bij verkennend lezen.


Alinea: 
- Een groepje zinnen (3 of meer) die bij elkaar horen en gaan over hetzelfde onderwerp.

- De alinea begint altijd op een nieuwe regel;
- Soms zit er een witregel tussen de alinea’s;
- Het eerste woord van een nieuwe alinea kan een stukje naar achteren staan; dit noemen we ook wel inspringen.
- Alinea’s helpen je de opbouw van een tekst te begrijpen. Je snapt snel hoe de tekst in elkaar zit.

Om een tekst nog overzichtelijker te maken, maakt een schrijver soms gebruik van tussenkopjes. De tussenkopjes vertellen je waar de volgende alinea over gaat. Je bent ze eerder op dit perron al tegengekomen, bij verkennend l

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Wat is een tussenkopje?
A
de titel van een tekst
B
een titel van een alinea
C
de eerste alinea
D
de laatste alinea

Slide 5 - Quiz

Tussenkopje
Bron
Titel
Alinea

Slide 6 - Drag question

Leesstrategie: Verkennend lezen
De leesstrategie verkennend lezen gebruik je als je wilt weten waar een tekst over gaat (het onderwerp). Bij deze leesmanier lees je de tekst nog niet. Je bekijkt de tekst alleen en let daarbij op:
- de titel;
- de tussenkopjes (als die er zijn);
- de plaatjes / afbeeldingen / foto's (als die er zijn);
- opvallende tekst (dikgedrukt, cursief, andere kleur, enzovoort).

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Wat is het doel van verkennend lezen?
A
het onderwerp van de tekst voorspellen
B
moeilijke woorden in de tekst vinden
C
het controleren van het onderwerp
D
alles supergoed onthouden

Slide 9 - Quiz

Welke leesstrategie gebruik je als je het onderwerp wil voorspellen?
A
verkennend lezen
B
globaal lezen

Slide 10 - Quiz

Deze vraag stel je wel bij verkennend lezen.
Deze vraag stel je niet bij verkennend lezen.
Wat denk je dat het onderwerp is?
Wat is het tekstdoel?
Wat betekent dit moeilijke woord?
Wat is het belangrijkste wat wordt gezegd over het onderwerp?
Wat voor soort tekst is het?

Slide 11 - Drag question

Onderwerp van een tekst

Slide 12 - Slide

Wat is het onderwerp van de tekst?
Wat is het onderwerp van de tekst?
A
gevonden pootafdrukken van dino's
B
het Schotse eiland Skye
C
wetenschappers in Schotland
D
dino's leefden in een gezin

Slide 13 - Quiz

Wat is het onderwerp van een tekst?

Het onderwerp van een tekst...
A
... vertelt in één woord waar de tekst over gaat.
B
... vertelt wat het belangrijkste van de tekst is.
C
... vertelt wat iemand ergens van vindt.
D
... vertelt wat waar of niet waar is.

Slide 14 - Quiz

Hoe herken je een nieuwsbericht?

Slide 15 - Slide

Nieuwsbericht
Een nieuwsbericht heeft als tekstdoel: informeren.
Kenmerken:
- een kop (de titel);
- een dikgedrukte inleiding;
- de tekst is vaak verdeeld in kolommen;
- de tekst begint vaak met een plaatsnaam en datum.

Slide 16 - Slide

Betekenis van een moeilijk woord

Stap 1: Doorlezen, want:
- Soms begrijp je het woord als je verder leest, door de zin waarin het woord staat
- Soms ken je een deel van het woord en weet je daardoor de betekenis van het hele woord;
- Soms legt de schrijver later in de tekst uit wat het woord betekent;
- Soms geeft de schrijver een voorbeeld, waardoor je het woord wel snapt;
- Soms staat in de tekst een woord dat (bijna) hetzelfde betekent (een synoniem).
Als je door verder te lezen nog niet weet wat het woord betekent, ga dan naar stap 2.
Stap 2: Zoek het woord op in een woordenboek.
Stap 3: Vraag het aan iemand anders, bijvoorbeeld een klasgenoot, je docent of je ouders.


Slide 17 - Slide

Opdrachten
Maak opdracht 1 t/m 9 uit je boek of op emma.eisma


Klaar?
Nakijken
Leesboek

Slide 18 - Slide