23-1 Lowan thema 2 Het lichaam dag 4 herhaling 2

het lichaam, dag 4
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1,2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

het lichaam, dag 4

Slide 1 - Slide

Herhaling
Woorden dag 3

Slide 2 - Slide


A
De knie
B
Het knie
C
De been
D
Het been

Slide 3 - Quiz


A
De darmen
B
Het darmen
C
De hersenen
D
Het hersenen

Slide 4 - Quiz


A
De knie
B
Het knie
C
De enkel
D
Het enkel

Slide 5 - Quiz


A
De longen
B
Het longen
C
De hersenen
D
Het hersenen

Slide 6 - Quiz


A
De knie
B
Het knie
C
De enkel
D
Het enkel

Slide 7 - Quiz


A
De rug
B
Het rug
C
De schouder
D
Het schouder

Slide 8 - Quiz


A
De teen
B
Het teen
C
De voet
D
Het voet

Slide 9 - Quiz


A
De teen
B
Het teen
C
De nagel
D
Het nagel

Slide 10 - Quiz


A
De rug
B
Het rug
C
De billen
D
Het billen

Slide 11 - Quiz


A
De enkel
B
Het enkel
C
De voet
D
Het voet

Slide 12 - Quiz


A
De hoofd
B
Het hoofd
C
De hersenen
D
Het hersenen

Slide 13 - Quiz


A
De longen
B
Het longen
C
De hart
D
Het hart

Slide 14 - Quiz

Herhaling
Woorden dag 4
Vul in welk woord je ziet.
Let ook op 'de' of 'het'!

Slide 15 - Slide


A
De darmen
B
Het darmen
C
De hersenen
D
Het hersenen

Slide 16 - Quiz


Slide 17 - Open question


Slide 18 - Open question


Slide 19 - Open question


Slide 20 - Open question


Slide 21 - Open question


Slide 22 - Open question


Slide 23 - Open question


Slide 24 - Open question


Slide 25 - Open question


Slide 26 - Open question


Slide 27 - Open question


Slide 28 - Open question

Bezittelijke voornaamwoorden
Dit boek is van mij. Het is ____________boek.
Dit boek is van Ihor. Het is ___________boek.
Dit boek is van Asmait. Het is ___________boek.
Dit boek is van jullie allemaal. Het is ___________ boek.
Dit boek is van jullie en van mij. Het is ___________ boek.

Slide 29 - Slide

Bezittelijke voornaamwoorden
Dit boek is van mij. Het is mijn boek.
Dit boek is van Ihor. Het is zijn boek.
Dit boek is van Asmait. Het is haar boek.
Dit boek is van jullie allemaal. Het is jullie boek.
Dit boek is van jullie en van mij. Het is ons boek.

Slide 30 - Slide

Bezittelijke voornaamwoorden
ik - mijn
hij  - zijn
zij  - haar
zij (meer dan 1)  - jullie
wij  - ons/onze

Slide 31 - Slide