Week 46 - les 1 - pvvt

Welkom!
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!

Slide 1 - Slide

Vandaag
  • Huiswerkcontrole (formuleren blz. 230 opdr. 1t/m 4 of 1 t/m 3 + 6)
  • Persoonsvorm verleden tijd van zwakke en sterke werkwoorden 

Slide 2 - Slide

Spelling
  • Wat is het verschil tussen een zwak en een sterk werkwoord?
  • Welke uitzondering was er ook alweer in de tegenwoordige tijd met je? 

Slide 3 - Slide

Sterke werkwoorden
  • Veranderen van klank
  • lopen - liepen
  • zitten - zaten
  • Verleden tijd eindigt hier nooit op dt! 

Slide 4 - Slide

Zwakke werkwoorden
Om te bepalen of er -t, -te, -tte of -d, -de, -dde achter moet, gebruik je een trucje. Doe dit altijd en ga niet op je gevoel af!
Hele werkwoord - en (=stam)
Laatste letter stam in de medeklinkers TaXiKoFSCHiP? Dan een -t. 
Laatste letter stam niet in TaXiKoFSCHiP? Dan -d.

Slide 5 - Slide

Werkdoelen (controle op 29/11)
HAVO: Spelling §8 blz. 254-255 opdr. 1, 2, 4 en 5

HAVO: Spelling §9 blz. 256-257 opdr. 1 t/m 3

VWO: Spelling §8 blz. 254-255 opdr. 1, 2, 4 en 7
VWO: Spelling §9 blz. 256-257 opdr. 1 t/m 3

Let op: soms staat bij de opdracht welke tijd je moet gebruiken, of zie je het aan de zin. Als allebei kan: ALTIJD pvtt gebruiken!




Slide 6 - Slide

Oefenen - Persoonsvorm verleden tijd

Mijn broertjes ... vroeger nooit spruitjes. (lusten)
A
lussen
B
lusden
C
lustte
D
lustten

Slide 7 - Quiz

Persoonsvorm verleden tijd
A
Gisteren begeleiden zij de vrouw naar huis.
B
Gisteren begeleidden zij de vrouw naar huis.

Slide 8 - Quiz

Wat is de juiste persoonsvorm verleden tijd (mv)?
Zij ______________ (rusten) uit.
A
rusten
B
rustten

Slide 9 - Quiz

De persoonsvorm verleden tijd (meervoud) van lunchen is:

A
lunchte
B
lunchde
C
lunchten
D
lunchden

Slide 10 - Quiz

Persoonsvorm verleden tijd: Bart (beantwoorden) de e- mail van zijn moeder niet meteen.
A
beantwoorden
B
beantwoordt
C
beantwoordde
D
beantwoorde

Slide 11 - Quiz

Welke persoonsvorm verleden tijd (pvvt) is juist geschreven?
A
Ik lande verkeerd bij het springen en nu doet m'n voet pijn
B
De smit smeede een prachtig zwaard voor de koning
C
Mieke berichtte Jonah gisteren dat het feestje niet doorging
D
Wij beweerdden helemaal niet dat je niet kan zingen!

Slide 12 - Quiz

Wat is de juiste persoonsvorm verleden tijd?
Ik ______________ (bestellen)
A
bestelde
B
besteldde

Slide 13 - Quiz

Is de persoonsvorm verleden tijd van het werkwoord met -de(n) of met -te(n)?

uitsloven
A
-de(n)
B
-te(n)

Slide 14 - Quiz

Is de persoonsvorm verleden tijd van het werkwoord met -de(n) of met -te(n)?

straffen
A
-de(n)
B
-te(n)

Slide 15 - Quiz

De persoonsvorm verleden tijd (enkelvoud) van wachten is:

A
wachte
B
wachtte
C
wachten
D
wachtten

Slide 16 - Quiz

De persoonsvorm verleden tijd (meervoud) van antwoorden is:

A
antwoorde
B
antwoordde
C
antwoorden
D
antwoordden

Slide 17 - Quiz


Zwakke werkwoorden
Welke verleden tijd is goed? (gebruik 't kofschip)
Rob [fietsen] vroeger heel graag
A
fietstte
B
fietste
C
fietsde
D
fietsten

Slide 18 - Quiz


Zwakke werkwoorden
Welke verleden tijd is goed? (gebruik 't kofschip)
jullie [gebruiken] geen handschoenen
A
gebruikten
B
gebruiktten
C
gebruikden
D
gebruikte

Slide 19 - Quiz

Wat is de juiste spelling van de persoonsvorm verleden tijd?

Door de verkoudheid ......... ik heel erg.

A
hoeste
B
hoesten
C
hoestten
D
hoestte

Slide 20 - Quiz

Werkdoelen (controle op 29/11)
HAVO: Spelling §8 blz. 254-255 opdr. 1, 2, 4 en 5

HAVO: Spelling §9 blz. 256-257 opdr. 1 t/m 3

VWO: Spelling §8 blz. 254-255 opdr. 1, 2, 4 en 7
VWO: Spelling §9 blz. 256-257 opdr. 1 t/m 3

Let op: soms staat bij de opdracht welke tijd je moet gebruiken, of zie je het aan de zin. Als allebei kan: ALTIJD pvtt gebruiken!




Slide 21 - Slide