§2.6 - Skelet en leefwijze

Paragraaf 2.6 - Skelet en leefwijze
1 / 17
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Paragraaf 2.6 - Skelet en leefwijze

Slide 1 - Slide

Hoe herken je gewervelden?
A
Hebben 4 poten
B
Schubben als huid
C
Hebben een wervelkolom
D
Leven op het land

Slide 2 - Quiz

In welk antwoord staan alleen maar gewervelden?
A
Vissen, vogels, reptielen, amfibieën en zoogdieren
B
Vogels, reptielen, zoogdieren, amfibieën en insecten
C
Vissen, reptielen, insecten en sponzen
D
Geleedpotigen, vogels, vissen, zoogdieren en reptielen

Slide 3 - Quiz


Dit is een murene. Is een murene gewerveld?
(kijk goed naar het plaatje)
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quiz

Waarom verschillen de skeletten van dieren?
A
Het skelet is aangepast aan het bouwplan
B
Het skelet is aangepast aan de leefwijze
C
Het skelet verschilt niet tussen dieren, alleen de spieren

Slide 5 - Quiz

Geen skelet
Uitwendig skelet
Inwendig skelet

Slide 6 - Drag question

Hoe heet het
paarse bot?
A
Ellepijp
B
Spaakbeen
C
Opperarmbeen
D
Dijbeen

Slide 7 - Quiz

Hoe heet het bot
waar de pijl naar wijst?

Slide 8 - Open question

Kijk naar de poten in
de afbeelding: wat kan
een topganger niet en
een teen- & zoolganger wel?
A
Been buigen bij knie
B
Onderbeen draaien t.o.v. bovenbeen
C
Been draaien bij heup

Slide 9 - Quiz

Hoe bewegen deze dieren zich voort? (hun ruggenwervel gaat...)
Van links naar rechts
van boven naar beneden

Slide 10 - Drag question


Wat gebeurt er als de groene spier samentrekt?
A
Hij wordt korter + buigt daarmee het been
B
Hij wordt korter + strekt daarmee het been
C
Hij wordt langer + buigt daarmee het been
D
Hij wordt langer + strekt daarmee het been

Slide 11 - Quiz

Hoe verschilt de beweging van een kikker in het water en op het land?
A
In het water zwemmen ze met hun achterpoten, op het land kruipen ze
B
In het water zwemmen ze met hun voorpoten, op het land springen ze
C
In het water zwemmen ze met hun achterpoten, op het land springen ze
D
In het water bewegen ze niet, op het land springen ze

Slide 12 - Quiz

Waarom helpt slijm sommige ongewervelde dieren?
A
Het geeft stevigheid aan hun lichaam
B
Het beschermt tegen uitdroging en helpt bij beweging
C
Het helpt hen te ademen
D
Het maakt hen sneller

Slide 13 - Quiz

Sleep de beweging bij het goede (ongewervelde) dier
Slak
Regenworm
Voetspier
Slijmspoor
kringspier 
Lengtespier

Slide 14 - Drag question

Bewegen: ook kennen bij dieren met exoskelet

Slide 15 - Slide

Waarom is het voor mensen moeilijker om te zwemmen dan te lopen?
A
Water biedt meer weerstand dan lucht
B
Mensen hebben geen zwemvliezen
C
Mensen hebben geen spieren die zijn aangepast aan zwemmen
D
Het is niet moeilijker, mensen zwemmen gewoon minder vaak

Slide 16 - Quiz

Waarom hebben ongewervelde dieren zoals mieren geen sterk intern skelet nodig om effectief te bewegen?
A
Ze bewegen niet veel en hebben daarom geen skelet nodig
B
Hun exoskelet biedt genoeg stevigheid en ondersteuning
C
Ze gebruiken externe factoren zoals wind om te bewegen
D
Ze hebben alleen spieren nodig om te bewegen

Slide 17 - Quiz