β
1 De aanvoerder van de Grieken wil de/zijn mannen altijd met hun namen noemen.
2 Gedurende de nacht doet de vrouw de werken niet, maar zij wacht op het licht van de zon.
3 Zodra de held met zijn lans het monster doodt, geven de mensen van het gebied al geschenken in ruil voor zijn hulp.
4 Als de kinderen dichtbij de rivier spelen, maken zij de/hun kleding vies, maar zij merken de vlekken op de/hun kleding niet op.