signaalwoorden

Foto-opdracht

In de volgende foto's wordt een verhaaltje verteld.
Bekijk de foto's en bedenk wat er gebeurd is.
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Foto-opdracht

In de volgende foto's wordt een verhaaltje verteld.
Bekijk de foto's en bedenk wat er gebeurd is.

Slide 1 - Slide

Foto-opdracht

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Wat denk je dat er is gebeurd op de toiletten van het personeel?

Slide 6 - Open question

Bekijk de volgende twee foto's nog eens. Noem één woord dat de plaatjes verbindt.

Slide 7 - Slide

Welk woord verbindt plaatje 4
en plaatje 5?

Slide 8 - Slide

Welk woord verbindt de twee gebeurtenissen?

Slide 9 - Open question

leerdoel

Deze les gaan we signaalwoorden herkennen en bewust toepassen.


Slide 10 - Slide

Wat zijn signaalwoorden?

Dit zijn woorden die verbanden aangeven tussen zinnen en alinea's.

Slide 11 - Slide

Verschillende soorten verbanden
opsomming
oorzaak
reden
tegenstelling
tijd

Elk tekstverband heeft zijn eigen signaalwoorden.

Slide 12 - Slide

opsomming

Signaalwoorden bij een opsomming zijn onder andere:


Ten eerste, ook, verder

Slide 13 - Slide

Bedenk andere signaalwoorden voor een opsomming

Slide 14 - Mind map

oorzaak
Signaalwoorden die een oorzaak aankondigen zijn:

doordat, daardoor, door

Slide 15 - Slide

Reden

Signaalwoorden die het verband 'reden' aankondigen zijn:


omdat, want, vanwege

Slide 16 - Slide

tegenstelling

Signaalwoorden die een tegenstelling aankondigen zijn:


maar, echter, toch, in tegenstelling tot, hoewel

Slide 17 - Slide

Tijd

Signaalwoorden die tijd aankondigen zijn onder andere:


Toen, vroeger, daarna



Slide 18 - Slide

Bedenk nog meer signaalwoorden die tijd aangeven

Slide 19 - Mind map

Verhaaltje schrijven

- Schrijf nu een verhaaltje waarin je vertelt wat er is gebeurd op

   het toilet van het personeel.


- Gebruik in je verhaaltje ten minste vier signaalwoorden.


- Onderstreep alle signaalwoorden.

Slide 20 - Slide

Lees het verhaaltje voor
De luisteraars staan op bij elk signaalwoord.

Slide 21 - Slide