Doelen als voor-/tegenstander?
Vanuit VOORSTANDERS:
1. Er bestaan ernstige problemen
2. De oorzaken hangen samen met het huidige beleid
3. Het nieuwe beleid biedt oplossingen
4. Deze voordelen wegen op tegen eventuele nadelen
Vanuit TEGENSTANDERS:
1. De ernst van het probleem afzwakken
2. Het verband tussen probleem en oorzaken in twijfel trekken
3. Doeltreffendheid of uitvoerbaarheid van nieuw beleid in twijfel trekken
4. Aantonen dat voordelen nieuw beleid niet opwegen tegen nadelen