K3 periode 4 - H18 Grafieken & H22 Tabel, grafiek, formule

Startklaar
Telefoon in je Zakkie, Zakkie in je tas!​
Jas uit en spullen op tafel: werkboek en etui.​
SmartRekenen maken.​



1 / 27
next
Slide 1: Slide
RekenenMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Startklaar
Telefoon in je Zakkie, Zakkie in je tas!​
Jas uit en spullen op tafel: werkboek en etui.​
SmartRekenen maken.​



Slide 1 - Slide

H18: Grafieken
Stijgen en dalen
  • Je kunt aangeven wanneer een grafiek stijgt en wanneer een grafiek daalt.
  • Je kunt aangeven wanneer een grafiek zich steeds herhaalt.
  • Je kunt het minimum van een grafiek aangeven. 
  • Je kunt het maximum van een grafiek aangeven.

Coördinaten
  • Je kunt coördinaten gebruiken om een plaats (bijv. op een kaart) te beschrijven.
  • Je kunt een plaats (bijv. op een kaart) opzoeken m.b.v. coördinaten.

Snijpunt
  • Je kunt in een assenstelsel op de x-as en de y-as aangeven.
  • Je kunt het snijpunt van 2 grafieken aangeven../Je kunt het snijpunt aangeven van een grafiek met de x-as of de y-as.
  • Je kunt in een bepaalde situatie betekenis geven aan het snijpunt van twee grafieken en aan het snijpunt van een grafiek met een coördinaat-as.

Slide 2 - Slide

Instructie Grafieken  

Slide 3 - Slide

Instructie Grafieken  

Slide 4 - Slide

Coördinaten staan altijd tussen Haakjes
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 5 - Quiz

Waar staat het coördinaat
(0,4) ?
F
A
Punt A
B
Punt D
C
Punt F
D
Zowel punt D als F zijn goed

Slide 6 - Quiz

Is dit een coördinaat?
(3,5;2,5)
Zo ja, wat weet je hiervan
A
Nee, dit is niet een coördinaat
B
Ja, deze coördinaat zit op een roosterpunt
C
Ja, deze coördinaat zit niet op een roosterpunt
D
Ja, deze coördinaat zit op de oorsprong

Slide 7 - Quiz

Zet op de juiste plek
Oorsprong
Sleep dit Icoon naar de oorsprong
(4,6)
De y-as
(3,5;1,5)

Slide 8 - Drag question

Wat is het coördinaat van punt G?

Slide 9 - Open question

Wat zijn de
coördinaten van F?
A
F(6,5, 5)
B
F(6,5; 5)
C
F(5, 6,5)
D
F(5; 6,5)

Slide 10 - Quiz

Wat is de coördinaat van de Oorsprong?
A
O(0,0)
B
Die heeft geen coördinaten
C
O(6,6)
D
O(1,1)

Slide 11 - Quiz



Wat is belangrijk bij coördinaten?
A
Punten schrijf je met een hoofdletter
B
Eerst je ladder neerzetten, dan omhoog klimmen
C
Haakjes om de coördinaten
D
A, B en C

Slide 12 - Quiz

Bekijk de assenstelsel.
Coördinaten van P zijn
A
(-2,3)
B
(-3,-2)
C
(2,3)
D
(3,-2)

Slide 13 - Quiz

Wat moet je altijd vermelden als je een assenstelsel tekent?
A
Titel, eenheid x-as, eenheid y-as
B
Helemaal niets
C
Titel en formule
D
De formule

Slide 14 - Quiz

In het assenstelsel is er iets mis.
Wat?
A
De horizontale as is niet regelmatig
B
Er is geen scheurlijn
C
De letters bij de assen moeten worden gewisseld
D
De verticale as is niet regelmatig

Slide 15 - Quiz

Snijpunten van grafieken

Slide 16 - Slide

Snijpunten van grafieken
BL=50+25t
BH=30t
BL=BH
Huurprijs gelijk:
50+25t=30t

Slide 17 - Slide

Opdrac
O

Slide 18 - Slide

10.3 Verschilgrafieken

Slide 19 - Slide

Somgrafieken

Slide 20 - Slide

H18: Grafieken
Stijgen en dalen
  • Je kunt aangeven wanneer een grafiek stijgt en wanneer een grafiek daalt.
  • Je kunt aangeven wanneer een grafiek zich steeds herhaalt.
  • Je kunt het minimum van een grafiek aangeven. 
  • Je kunt het maximum van een grafiek aangeven.

Coördinaten
  • Je kunt coördinaten gebruiken om een plaats (bijv. op een kaart) te beschrijven.
  • Je kunt een plaats (bijv. op een kaart) opzoeken m.b.v. coördinaten.

Snijpunt
  • Je kunt in een assenstelsel op de x-as en de y-as aangeven.
  • Je kunt het snijpunt van 2 grafieken aangeven../Je kunt het snijpunt aangeven van een grafiek met de x-as of de y-as.
  • Je kunt in een bepaalde situatie betekenis geven aan het snijpunt van twee grafieken en aan het snijpunt van een grafiek met een coördinaat-as.

Slide 21 - Slide

H22: Tabel, grafiek, formule
Hoe..., hoe...
  • Je kunt een  lineair verband herkennen in een tabel en hiermee de tabel verder invullen.
  • Je kunt een lineair verband herkennen in een grafiek en hiermee een tabel (verder) invullen.
  • Je kunt een lineair verband herkennen in een context.
  • Je kunt uit een aantal grafieken de grafiek keizen die bij een bepaalde tabel hoort.


Slide 22 - Slide

H22: Tabel, grafiek, formule
Lineair verband
  • Je weet dat in een woordformule de variabelen getallen voorstellen.
  • Je kunt berekeningen met een lineaire formule uitvoeren.
  • Je kunt uit een aantal grafieken de grafiek keizen die bij een bepaalde woordformule hoort.

Exponentieel verband
  • Je kunt berekeningen met een exponentiële formule uitvoeren.

Slide 23 - Slide

Instructie Tabel,
grafiek, formule

Slide 24 - Slide

Instructie Tabel,
grafiek, formule

Slide 25 - Slide

Zelfstandig werken
Maken SmartRekenen

- diagnostische toets H18
- diagnostische toets H22
- ga verder met de sommen

Slide 27 - Slide