*Spelling paragraaf 2, vwo2

week 15 les 2+3- 2ha
  • 10 minuten stillezen (1e en 2de uur)
  • Herhalen leerjaar 1 (cursus 7 Spelling § 1)
  • Uitleg Cursus 7 Spelling § 2
  • Zelf oefenen 
  • Stillezen
  • Werken aan Stiefkind
  • Nieuwsquiz







timer
10:00
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

week 15 les 2+3- 2ha
  • 10 minuten stillezen (1e en 2de uur)
  • Herhalen leerjaar 1 (cursus 7 Spelling § 1)
  • Uitleg Cursus 7 Spelling § 2
  • Zelf oefenen 
  • Stillezen
  • Werken aan Stiefkind
  • Nieuwsquiz







timer
10:00

Slide 1 - Slide

Herhaling brugklas
  • Hoofdletters en leestekens
  • Bijvoeglijk naamwoord
  • Meervouden
  • Verkleinwoorden
  • Gebruik au/ou ei/ij g/ch





Slide 2 - Slide

Opdracht


  • Maak alle opdrachten van cursus 7 Spelling § 1 
  • Ben je klaar? Dan werk je verder aan je scenario van Stiefkind


timer
15:00

Slide 3 - Slide

Spelling §1 en 2
Leestekens: 
- punt
- komma 
- dubbele punt 

Slide 4 - Slide

Lesdoelen
Leerdoel: 
Je kan punten, komma's, dubbele punten en aanhalingstekens op correcte wijze gebruiken in een zin. 

Slide 5 - Slide

Welk leesteken past op de plaats van de puntjes?

Panda's zien eruit als beren...maar hun gedrag lijkt op dat van katachtigen.
A
punt
B
komma
C
puntkomma
D
dubbele punt

Slide 6 - Quiz

Welk leesteken past op de plaats van de puntjes?

De politie luistert veel criminelen af.... Rechters zijn niet blij met die praktijk.
A
punt
B
komma
C
puntkomma
D
dubbele punt

Slide 7 - Quiz

Welk leesteken past op de plaats van de puntjes?

Bij de reorganisatie vallen zeker ontslagen...daarbij wordt niemand ontzien.
A
punt
B
komma
C
puntkomma
D
dubbele punt

Slide 8 - Quiz

Welk leesteken past op de plaats van de puntjes?

Er zijn problemen met het spoor.... Veel treinen hebben dan ook vertraging.
A
punt
B
komma
C
puntkomma
D
dubbele punt

Slide 9 - Quiz

Welk leesteken past op de plaats van de puntjes?

Ik plaats zonnepanelen op het dak...ik wil besparen op mijn energierekening.
A
punt
B
komma
C
puntkomma
D
dubbele punt

Slide 10 - Quiz

Welk leesteken past op de plaats van de puntjes?

Wie op de maan struikelt...valt niet hard...omdat de zwaartekracht gering is.
A
punt
B
komma
C
puntkomma
D
dubbele punt

Slide 11 - Quiz

Gebruik van een punt (.)
Na een zelfstandige, mededelende zin komt een punt (.):

voorbeeld: 
We hebben een fijne vakantie gehad. 

Slide 12 - Slide

Gebruik komma (,)
Wanneer je twee zinnen samenvoegt tot een nieuwe zin, gebruik je een komma: 
- tussen twee persoonsvormen
- voor voegwoorden als maar, omdat, zodat, doordat, nadat enz. 
(let op: er komt geen komma bij en en of). 
- als je de delen van de zin niet los uit kunt spreken: 

Slide 13 - Slide

Voorbeelden komma
- Als jij niet belt, bel ik zelf wel even.
- Ik kan niet naar het feest, omdat ik dan op vakantie ben.
- We hebben een fijne vakantie gehad, die bovendien lekker lang duurde. 

Slide 14 - Slide

Gebruik dubbele punt (:)
- Voor een aangekondigde opsomming.
Dit zijn onze favoriete vakantielanden: Frankrijk, Griekenland en Italië
- Voor directe rede of citaat.
Piet vroeg: 'Ga je mee zwemmen?'
- Als het tweede deel van de zin een verklaring of reden vormt bij het eerste deel. 
Ik ben er niet aan toegekomen: de gasten waren te laat weg.
In deze soort zinnen in dit geval dan ook vervangen door een komma+want

Slide 15 - Slide

Aanhalingstekens
Hiermee geef je aan dat er iets aan de hand is met dat woord of stukje tekst. Dat kan zijn....

- Als je het precies opschrijft, zoals het gezegd wordt.
      vb. De docent zei: 'Nu allemaal even goed opletten.'

- Een citaat: dan schrijf letterlijk op wat er gezegd is.
     vb. "Als je klaar bent, ga je weer op de plaats zitten."

- Als je een woord speciale aandacht wilt geven.
     vb.  Peter vindt het woord 'sporadisch' een raar woord.

Slide 16 - Slide

 directe rede + komma

Slide 17 - Slide

(In)directe rede

Directe rede: je schrijft woord voor woord op wat iemand zegt (citaat) - aanhalingstekens

Indirecte rede: je schrijft iemands woorden niet letterlijk op - geen aanhalingstekens

Slide 18 - Slide

Voorbeelden

Meneer Van Noordenne zei: 'Ruim je spullen op.'

Meneer Van Noordenne vroeg: 'Ruim je je spullen op?'

Meneer Van Noordenne riep: 'Ruim je spullen op!'

'Ruim je spullen op', zei meneer Van Noordenne.

'Ruim je spullen op!', riep meneer Van Noordenne.

'Ruim je je spullen op?', riep meneer Van Noordenne.

'Ruim je je spullen op,' zei meneer Van Noordenne, 'en ga alvast naar school toe.'

Slide 19 - Slide

week 13 les 3+4 - 2htvtb

  • Tweede lesuur
  • Stillezen
  • Oefenen met §2 (wordt ook huiswerk)
  • Werken aan Stiefkind
  • Nieuwsquiz







timer
10:00

Slide 20 - Slide

Zelf oefenen
Wat: Maak de opdrachten van §2 op blz. 251
Hoe:  Individueel, maar je mag op fluisterniveau overleggen met degene die naast je zit. 
Hulp: Theorie uit je boek of internet.
Tijd: 15 min.

Klaar?
Leesboek of stiefkind
timer
15:00

Slide 21 - Slide

Stiefkind
  • Werk verder aan het scenario.

Slide 22 - Slide

Nieuwsquiz week 13

Slide 23 - Slide