3.1 Economisch: Het uitgebreid handelsnetwerk verdwijnt, het hofstelsel maakt zijn intrede

3.1 De eerste middeleeuwen (500-1000)
Economisch: Het uitgebreid handelsnetwerk verdwijnt, het hofstelsel maakt zijn intrede
1 / 56
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisSecundair onderwijs

This lesson contains 56 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

3.1 De eerste middeleeuwen (500-1000)
Economisch: Het uitgebreid handelsnetwerk verdwijnt, het hofstelsel maakt zijn intrede

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

3.1.1.1
Het hofstelsel

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Hoeveel van jouw familieleden werken vandaag in de landbouw?
Niemand
Een of twee
Meer dan twee maar minder dan vijf
Iedereen

Slide 3 - Poll

This item has no instructions

Onderzoeksvraag: Hoe werd het leven op het land in de eerste middeleeuwen georganiseerd?

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Lees de volgende definities:


  1.  De primaire sector is de economische sector die grondstoffen en voedsel levert. 
  2. De secundaire sector bestaat uit alle bedrijven en activiteiten die de grondstoffen van de primaire sector verwerken.
  3. De tertiaire sector omvat bedrijven die met de verkoop van goederen en diensten winst willen maken.
  4. De quartaire sector is de niet-commerciële dienstverlening, de enige economische sector zonder winstoogmerk. 

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Tot welke economische sector behoort de landbouw?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Bestudeer het taartdiagram over de werkgelegenheid per sector in Oost-Vlaanderen in 2016.

In welke sector zijn de meeste mensen tewerkgesteld?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

In de vroege middeleeuwen leefde het grootste deel van de bevolking op het platteland en deden ze voornamelijk aan landbouw om zo in hun eigen levensonderhoud te voorzien. In deze landbouwsamenleving produceerden de boeren nauwelijks meer dan ze zelf nodig hadden.

In welke sector was het grootste deel van de bevolking actief in de middeleeuwen?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Een samenleving waarin het grootste deel van de bevolking woont en werkt op het platteland is een ...
A
nomadische samenleving
B
samenleving van voedselverzamelaars en jagers
C
industriële samenleving
D
landbouwsamenleving

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

  • Samenwerking boeren & lokale heren / grootgrondbezitters ==> het hofstelsel. 
  • 8ste eeuw Frankische koningen moedigden stelsel aan 
  • Doel?
  • Verbeteren van de agrarische productie.
DM 2.1.1.1 - OPBOUW opdracht 3 & 4

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

  • Samenwerking boeren & lokale heren / grootgrondbezitters ==> het hofstelsel. 
  • 8ste eeuw Frankische koningen moedigden stelsel aan 
  • Doel?
  • Verbeteren van de agrarische productie.
DM 2.1.1.1 - OPBOUW opdracht 3 & 4

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

  • Hofstelsel?
  • Herenland (saalland/vroonland): herenboerderij, tuin + aantal gebouwen (molen, smidse, brouwerij.)
  • Daarnaast was er een stuk hoeveland.
  • Op het domein van de heer leefden zowel vrije als onvrije boeren. 
  • Onvrije boeren: gebonden aan de grond--> behoorden toe aan de grond = horigen.
  • Hoewel onvrij, lot van een horige boer niet te vergelijken met dat van een slaaf uit het Romeinse Rijk.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

  • Hoeveland werd verdeeld + bewerkt door vrije en onvrije boeren. --> hun gezin onderhouden. 
  • Produceerden net iets meer dan ze zelf nodig hadden. ==> overschot --> heer betalen + verplichte tiende aan de kerk geven.
  • De onvrije boeren: bijkomende taak: extra voor de heer werken. = herendiensten (land bewerken / verzorgen van vee).
  • Gemeenschappelijke gronden (bossen en heide) zowel voor heer als de boeren. 
  • Vrije boeren: vrij gaan en staan 
  • Onvrije boeren (horigen) = gebonden aan de grond: 
  • Mochten niet verhuizen zonder toestemming 
  • <=> geen slaven zoals bij de Romeinen.
  • Verschillen:  konden niet verkocht worden / konden zelf eigendom bezitten / wettig huwelijk sluiten. 
  • Conclusie: horigen - het een pak beter hadden dan slaven. 
  • Onderscheid tussen vrije boeren en horigen verdween in de loop van de 9de eeuw o.i.v. Noormannen.
  • Vrije boeren werden vrijwillig horigen i.r.v. bescherming.
DM 2.1.1.1 - OPBOUW opdracht 5 - Bekijk filmpje + opdracht
Wie? Wat?

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

3.1.1.2
Handel in Noordwest-Europa

Slide 17 - Slide

start 3DF 27/10
Wat is een horige?

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

Waarom verdween in de 9de eeuw het onderscheid tussen vrije en onvrije boeren?

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

Historische vraag: 
"Met wie hebben de voorouders van Mr. Sergeant in de vroege middeleeuwen handel gedreven?" 

Is deze onderzoeksvraag wel een historische vraag?

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Gaat de vraag "Met wie hebben de voorouders van Mr. Sergeant in de vroege middeleeuwen handel gedreven?" over het verleden?
A
Ja
B
Neen

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Gaat de vraag "Met wie hebben de voorouders van Mr. Sergeant in de vroege middeleeuwen handel gedreven?" over mensen of menselijke samenleving?
A
Ja
B
Neen

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Is de Is de onderzoeksvraag "Met wie hebben de voorouders van Mr. Sergeant in de vroege middeleeuwen handel gedreven?" duidelijk afgebakend in Tijd/Ruimte/Domein?

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

Historische vraag: 
"Met wie hebben de voorouders van Mr. Sergeant in de vroege middeleeuwen handel gedreven?" 



Zijn er relevante bronnen? Welke mogelijke problemen zie je?
De onderzoeksvraag is heel specifiek. De beschikbaarheid van bronnen, en zeker relevant bronnen wordt daardoor erg moeilijk.

​Je moet eerst in staat zijn om de voorouders van mr. Sergeant tot in de vroege middeleeuwen op te sporen. De kans is groot dat dit niet lukt en zeker niet voor alle voorouders. 

Dan moet er nog nagegaan worden of ze handel dreven. Het is weinig waarschijnlijk dat je bronnen vindt waarin dat wordt vermeld. 

​Het wordt dan nog eens extra moeilijk als je wil weten met wie die dan handel hebben gedreven.


Conclusie?
Het onderzoek op basis van deze historische vraag (dat is het wel!) is niet haalbaar omwille van afbakening én bronnenmateriaal. Dus: andere onderzoeksvraag.

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Onderzoeksvraag
Hoe verliep de regionale handel in Noordwest-Europa
in de eerste middeleeuwen?

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen
1- de veranderingen die de handel in de eerste middeleeuwen doormaakte, beschrijven.
2- de handel in het Romeinse Rijk met de handel in Noordwest-Europa rond 800 vergelijken.
3- verschillende historische bronnen typeren en een bron evalueren.
4- de visie van verschillende historici op een historische gebeurtenis met elkaar vergelijken.
5- de te onthouden begrippen kunnen omschrijven, herkennen en gebruiken.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Te kennen begrippen

Slide 27 - Slide

  • Romeinse Rijk een landbouweconomie was met uitgebreide handelsnetwerken. 
  • De langeafstandshandel over de Middellandse Zee bevoorraadde het rijk met luxe-en basisproducten.
In dit leertraject : op welke manier de handel na de val van het Romeinse Rijk in Noordwest-Europa werd georganiseerd.
Situering in tijd en ruimte

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

1. Handelsverkeer
  • Waarom daalde (in de overgang tss KO & ME) het handelsverkeer?

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Slide 31 - Slide

Bespreken grafiek
X-as = jaartal/tijd
Y-as = bevolking in miljoenen
Hoeveel inwoners telde Europa omstreeks 500?
A
20 miljoen
B
25 miljoen
C
27,5 miljoen
D
17,5 miljoen

Slide 32 - Quiz

27,5 miljoen
In de overgangsperiode tussen de KO en de ME kende Europa een ...
A
bevolkingsdaling
B
bevolkingsstijging
C
stagnatie (=veranderde niet) van het bevolkingscijfer

Slide 33 - Quiz

bevolkingsdaling

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Wat wordt voorgesteld op de historische kaart? (wat+wanneer)

Slide 35 - Open question

De kaart geeft de volksverhuizingen aan het einde van de klassieke oudheid weer.
Wat was een belangrijk gevolg van de volksverhuizingen aan het einde van de klassieke oudheid?
A
een toename van de bevolking waardoor er meer nood was aan handel.
B
minder veiligheid en zekerheid voor handelaars.
C
een grotere invoer van niet-Europese producten.

Slide 36 - Quiz

  • minder veiligheid en zekerheid voor handelaars.
De volksverhuizingen gingen er niet altijd even vredig aan toe waardoor de handel afnam. 
Aan het einde van de klassieke oudheid ............... de bevolking in de stad Rome.
A
steeg
B
daalde

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Waarom verlieten op einde van klassieke oudheid de mensen Rome?
A
Om op het platteland te gaan wonen.
B
Om in andere steden te gaan wonen.

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Afname handelsverkeer
  • Nam af einde klassieke oudheid (KO)op het platteland te gaan wonen.
  • Maar: handelsverbindingen Rome = intact tot 7de eeuw
  • goederen naar NW-Eur via MZee
  • Lees de bron in je DM (bron 2) omtrent de 'Pirenne-these'
  • Beantwoord volgende vragen m.b.t. deze bron: 
  • wie is de auteur (nationaliteit, beroep, specialiteit)? In welke historische periode wordt de 'bron' gemaakt? Welk soort 'bron'? Primaire of secundaire? Wat was de oorzaak van het dalende handelsverkeer volgens Pirenne?  
DM 2.1.2.2 - Pirennethese

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Afname handelsverkeer
  • Lees de bron (bron 2) omtrent de 'Pirenne-these'
  • Beantwoord volgende vragen m.b.t. deze bron: 
  • wie is de auteur (nationaliteit, beroep, specialiteit)? 
  • Henri Pirenne. Belgisch historicus, gespecialiseerd in de middeleeuwen.
  • In welke historische periode wordt de 'bron' gemaakt? 
  • moderne tijd
  • Welk soort 'bron'? 
  • Een historisch werk.
  • Primaire of secundaire? 
  • Secundair
  • Wat was de oorzaak van het dalende handelsverkeer volgens Pirenne? 
  • Volgens Pirenne was dit te wijten aan de Arabische expansie

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Hoe kan je zien dat deze bron niet de originele bron is?

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Hoe kan je zien dat deze bron niet de originele bron is?

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Vergelijk beide bronnen.
Welke gelijkenis vind je terug tussen beide bronnen?
Kopieer de zin waarin Bejczy (bron 3) de Pirenne-these tegenspreekt.

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Vergelijk beide bronnen.
Welke gelijkenis vind je terug tussen beide bronnen?
Zowel Pirenne als Bejczy beweren dat het centrum van de handel in de eerste middeleeuwen van het Middellandse Zeegebied naar het gebied rond de Noordzee verschuift. 
Kopieer de zin waarin Bejczy (bron 3) de Pirenne-these tegenspreekt.
Het vroege ontstaan van de handelsverbindingen rondom de Noordzee spreekt de beroemde these van Henri Pirenne tegen.

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

2. Emporia
In de plaats van de handel op de Middellandse Zee ontstond een regionale handel rondom de Noordzee dat zich in de 8ste eeuw uitbreidde tot de regio rondom de Baltische Zee. In die handel speelden emporia een belangrijke rol. Ze deden dienst als doorvoerhavens. De bekendste voorbeelden zijn Dorestad in het Frankische rijk en Ipswich in Engeland. Wat was het belang van die emporia?

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

Slide 46 - Slide

This item has no instructions

Tussen welke twee bekende rivieren lag Dorestad?

Slide 47 - Open question

Dorestad lag tussen de Maas (Mosa) en de Rijn (Rhenus).
Aan de slag
Doorloop opdracht 5 van de OPBOUW m.b.t. de emporia samen met je buur.
timer
10:00

Slide 48 - Slide

This item has no instructions

Welke woord is het beste synoniem voor emporia?
A
Burcht
B
Tijdelijke nederzetting
C
Stad
D
Doorvoerhaven

Slide 49 - Quiz

Doorvoerhaven
Waar kon je die emporia voornamelijk vinden? (locatie)

Slide 50 - Open question

In de kuststreek aan de Noordzee en de Baltische Zee.
Hoe werden de meeste goederen van en naar de emporia getransporteerd? Waarom?

Slide 51 - Open question

Transport via het land nam veel tijd in beslag en werd bemoeilijkt door een gebrekkige wegeninfrastructuur. Transport over zeeën en rivieren verliep veel vlotter.
Hoe weten we vandaag dat de emporia belangrijke handelcentra waren aan het einde van de achtste eeuw?

Slide 52 - Open question

Het belang als handelscentrum wordt nog duidelijker omwille van het feit dat Dorestad vanaf de 7de eeuw het recht had om zijn eigen munt te slaan.
Waarom verdwijnen de meeste emporia dan weer in de loop van de 9de eeuw?

Slide 53 - Open question

Door regionale handelssteden die aan rivieren tot ontwikkeling kwamen.
Er werden via de emporia ENKEL basisproducten verhandeld.
A
juist
B
fout

Slide 54 - Quiz

Fout: Er werden zowel basis- als luxeproducten verhandeld.
Aan de slag
Maak een overkoepelend kladschema van les 2.1.2
Indienen via de classroom: 'Opdracht kladschema 2.1.2'

Slide 55 - Slide

This item has no instructions

Slide 56 - Slide

This item has no instructions